610 3. Welke is de taak van de voorposten-reserve bij voorposten vóór een stelling; is deze niet dezelfde als die van voorposten die een legering bevei ligen Met een verwijzing naar het V. V. II en O. H. I lezen we o.a.: „In het eerste geval (vp. bij legering) is de voorpostenstrook een terreinstrook, waarvan slechts enkele belangrijke gedeelten door de vp. det. zijn bezet en provisorisch ter verdediging zijn ingericht. De strook wordt door de reserves (vp.- of vakreserve) pas bezet bij dreigenden aanval. Daarentegen is in het tweede geval de voorpostenstrook geheel gelijkvormig aan die van de hws.; alleen is zij zwakker bezet en zijn er dientengevolge meer gaten in dan in de hws. Er wordt evenwel naar gestreefd, van het voorterrein uit denzelfden indruk te krijgen, als van de hws. De strook is dus een ter verdediging ingerichte terreinstrook". De Militaire Spectator. No. 2. Februari 1930. „De voorhoede tijdens den naderingsmarsch, de inleidende gevechteneerste luitenant W. K. Baaij. Besproken wordt de voorhoede tijdens den naderingsmarsch onderscheiden in twee hoofdgevallen uit de gevechtshandleidïng 1. Men rukt op naar een tegenstander, van wien men met zekerheid weet, dat hij zich in een verdedigingsstelling heeft vastgezet 2. men rukt op naar een vijand, ten aanzien van wien deze zekerheid niet bestaat. Verder het zeer verschillende karakter der inleidende gevechten, naarmate men verkeert in een der bovengenoemde gevallen. De Militaire Spectator. No. 3. Maart 1930. „Het vermeesteren van 's vijands voorpostenstrook en het veroveren van een uitgangsstellingeerste luitenant W.J.K Baaij. „Te veel wordt het schema toegepast: Inleidende gevechten voeren op één punt met een bataljon, daarna om den vijandelijken weerstand te breken, twee aanvallen, ieder met een bataljon. Hiervoor zijn geen regels te geven. Afgezien van het feit dat wij ons niet kunnen vereenigen met de leer, dat voor deze actie twee bataljons per Divisie mogen worden bestemd, en niet meer, willen wij er de aandacht op vestigen, dat in vele gevallen meer succes zal worden behaald door een krachtigen aanval met twee bataljons, waarbij de versterkte voorhoede als het ware wordt meege zogen en aldus het zijwaarts uitbreken van de reserves vergemakkelijkt, dan door twee aanvallen, ieder met één bataljon". The Journal of the United Service Institution of India. No. 258. Januari 1930. „The protection of mechanical transport convoys in Waziristan during War", majoor W. E. Qray. Na een opsomming van de voor- en nadeelen verbonden aan het afpatrouilleeren der wegen, in tegenstelling met het begeleiden van convooien, lezen we o.a.: „Daarom kan als conclusie gelden dat, hoewel patrouilles een voldoende bescherming geven over betrek kelijk korte afstanden en in streken, waar de waarschijnlijkheid van een aan val door aanzienlijke vijandelijke strijdkrachten niet groot is, het in normale omstandigheden verkieslijker is het convooi te doen begeleiden door „motor mounted fighting troops". Mil. Wochenblatt. No. 28. Januari 1930. „Nachtgefechten"Voor nachtgevechten kunnen geen schema's worden gegeven"- Hoe verschillend ze zich kunnen toedragen, daarvan geeft de redacteur van het M. W. twee voorbeelden uit zijn eigen oorlogservaringen. „Beide voorbeelden vertoonen een ten eenen male verschillend verloop en bewijzen, dat in het bijzonder nachtgevechten steeds slechts op grond van een juiste waardeering van den toestand mogen worden ondernomen en doorgevoerd". Nog een voorbeeld wordt gegeven van een nachtgevecht in November 1914, waarbij een geheel geïsoleerd Duitsch bataljon stond tegenover sterke Russische krachten. Infanteriebewapening. Heerestechnik. No. 1. Januari 1930. „Zur rrage der Leistungssteigerung der Infanteriewaffen", kapitein Daniker. „Het vraagstuk van de „Stabilisie- rung" van den lichten mitrailleur zal in de toekomst voor den infanteris

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 104