614
standers begunstigt dus een verrassend ingrijpen van de aanvalstroepen en
geeft dezen zelfs nog de mogelijkheid, tegen een in aantal sterkeren vijand
beslissend succes te behalen. Dienovereenkomstig is de „blendende" verneveling
voor een met materieel bescheiden toegerust leger van bijzonder, onschatbare
waarde en is in staat in vele gevechtsomstandigheden ontbrekende wapenwer
king zoo al niet te vervangen, dan toch grootendeels „auszugleichen". In
No. 2 worden eenige toepassingen besproken, alsmede de materialen (het
beste is fosfor) terwijl nogmaals gewezen wordt op het zeer groote militaire
belang van het gebruik van nevel voor een materieel in de minderheid zijnd
land.
Luchtstrijdkrachten.
De Militaire Spectator. No. 2. Februari 1930.,, Bombardeer Vliegdienst",
kapitein J.T.fi.van Weer en. Een beknopt overzicht van het gebruik en de werk
wijze van een modernen bombardeervliegdienst. De objecten verdeelt schr.
in 5 categorieën nl. a. de groote bevolkingscentra; b. de vitale organen van
industrie, verpleging, aan- en afvoer, verbindingenvliegdienst enz. c. verster
kingen, vlootbases e.d., welke op geen andere wijze kunnen worden bestreden;
d. de kustverdediging: oorlogsschepen, landingstroepen, enz.; e. doelen op het
gevechtsveld. Behandeld worden nog de middelen waarmede het bombarde
ment uit de lucht kan worden uitgevoerd, nl. a brisante (mijn- of scherf-) bom
men; b. brandbommen; c. gas- en gasscherfbommen d. rook en nevelbom-
men". Overwogen wordt de constructie van zware bommen met zeer vertraag
de werking, afwisselende van 2 tot 24 uren, die dus diep in den bodem drin
gen en eerst veel later hun verwoestende werking uitoefenen. Van zulk een
verraderlijk wapen wordt groote moreele nitwerking verwacht, meer nog dan
van de veel gevreesde gasmunitie".
Mil. Wochenblatt. No. 28. Januari 1930. Vertikale strategische Umfas-
sung".
Een bespreking van het gelijknamige artikel verschenen m „Wissen und
Wehr" No. 10, en waarin wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de
toekomstoorlog in Europa een stellingoorlog is, met aan neutralen of de zee
aangeleunde vleugels en waarin men naar een nieuwe mogelijkheid zoekt tot
actie te komen.
Afweer van vliegtuigen.
De Militaire Spectator No. 1. Januari 1930. „Luchtgevaar", kapitein
W.P.A. Seyn „Doch thans staat echter vast, dat het luchtwapen reeds een
der machtigste oorlogsinstrumenten, zoo niet het machtigste strijdmiddel is
geworden". Schr. behandelt achtereenvolgens: I. Het luchtgevaar, waar, hoe
en wanneer doet het zich voor? II. De plaats van de zware en lichte mitrail
leurs onder de afweermiddelen. III. Het tactisch gebruik. IV. Organisatie. V.
Het technisch gebruik. VI. Materieel en munitie. VII. Opleiding en voorschrif
ten. In zijn besluit eischt schr. „Alle troepenmitrailleurs moeten op luchtdoe
len kunnen vuren. Daartoe moeten:
lste: alle zware mitrailleurs worden voorzien van een richtkijker tegen
luchtdoelen;
2de: alle zware mitrailleurs van de Divisie-mitrailleur-compagnie en de
zware mitrailleurs van een sectie per mitrailleur-compagnie van elk bataljon
worden voorzien van een affuit zoowel geschikt voor het vuren op landdoe-
len als op luchtdoelen
3de: alle mitrailleurs M.20 worden voorzien van een kringkorrel en-vizier,
opklapbaar of op gemakkelijk afneembare wijze daarop aangebracht;
4dede lichtspoormunitie voorloopig alüeen voor de mitrailleurs M. 20
worden gebruikt;
5de: de mitrailleurs M.20 alleen vuren op doelen beneden de 500 m. hoogte
6de: de aanvulling van de luchtverdediging bij mobilisatie met troepenmitrail-
leurs, als strategische voorzorgsmaatregel thans reeds afdoende zijn geregeld
en vooral vroegtijdig in werking kunnen treden;