art. 75 De wettelijke interressen der verschuldigde schade vergoeding moeten van den dag der inbezitneming aan de onteigenden worden betaald. Allereerst valt op, dat in art. 73, (3) voor de aanwezigheid van z g. oorlogsgevaar een ander criterium is aangelegd, dan in art. 188, laatste alinea van de Grondwet. Het betreft hier echter een na de totstandkoming van de Onteigeningswet aangebrachte wijziging in de Grondwet, waarmede de Onteigeningswet (verder O.W.) nog niet in overeenstemming is gebracht. Overigens kan in deze bepalingen niet anders worden gezien, dan hetgeen in art 33 der Inkw. wet reeds is geregeld, n.l. de ,,in eigendomneming in dringende omstandigheden", met dien verstande evenwel, dat de details nogal eenigszins van elkaar verschillen. Belangrijke verschilpunten zijn le. Volgens de O.W. geschiedt de oogenblikkelijke inbezitneming op last van de „hoogste burgerlijke of militaire overheid ter plaatse", terwijl de Inkw. wet deze bevoegdheid toekent aan de in art. 33 genoemde opperbevelhebbers of hunne onderge schikten, dus uitsluitend militairen 2e. Voor het bestaan van de bevoegdheid geldt volgens de O.W. o.m. als criterium de oorlogstoestand (c.q. na wetswijzi ging mede de toestand van oorlogsgevaar), terwijl volgens de Inkw. wet dit recht slechts aan een speciaal Kon. Besluit kan worden ontleend 3e. Volgens de O.W. (art 74) geschiedt de aanbieding van de schadeloosstelling „geregtelijk", hetgeen volgens de Inkw. wet, zooals reeds bleek, niet het geval is 4e. Art. 75 der O.W. kent aan betrokkenen een rentevergoeding toe, waarvan evenmin sprake is in de Inkw. wet. Weliswaar geldt de bevoegdheid tot „in eigendom nemen", als bedoeld in art 33 der Inkw wet slechts voorhet opera tiegebied (legeringsgebied) van het veldleger of afdeelingen daar van en de in staat van oorlog of beleg verklaarde terreinen, rondom liniën, enz., zoodat men zou kunnen aannemen, dat vorenbedoelde regeling in de O.W. voorziet in de behoefte aan wettige machtsmiddelen, boven en behalve het voor geheel Nederland geldende vorderingsrecht, in die deelen des lands, waar de regeling van art 33 der Inkw. wet niet van toepassing is, hetzij, omdat zij niet behooren tot vorenbedoelde gebieden en terreinen, hetzij, omdat door de Kroon nog geen machtiging is verleend. Deze opvatting is te meer waarschijnlijk, omdat de regeling der O. W., vanwege hare mindere soepelheid in minder bedreigde gebieden nog wel te aanvaarden is. Echter blijft nog steeds een dubbele regeling van deze materie bestaan voor die deelen des lands, waarop het bepaalde in art. 33 524

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 16