der Inkw. wet wel van toepassing is verklaard, aangezien de
O. W. voor geheel Nederland geldt.
Slechts door rekening te houden met den hoofdregel, dat latere
wetten derogeeren aan vorige, v z v. deze dezelfde onderwerpen
regelen, is het mogelijk de in 1851 vastgestelde O. W. niet toe
passelijk te verklaren op gebieden, waar art. 33 der in 1866
totstandgekomen Inkw. wet van kracht is verklaard.
Niettemin zou d z. de voorkeur worden gegeven aan één wet,
waarin de kwestie van de toepassing van machtsmiddelen t.a.v.
de burgerbevolking in tijden van oorlog, oorlogsgevaar, e. d.
in haar geheel werd geregeld.
Regeling van de toepassing in Nederlandsch-Indië.
Heeft men, zooals reeds bleek, in Nederland van het goede
wellicht zelfs te veel, de wettelijke regeling van de machtsmid
delen, waarover men in N. I. in tijd van oorlog beschikken kan,
steekt daarbij wel zeer poover af
Art. 188 van de Grondwet 1922, waarop de Ned. Inkw. wet
berust, is ingevolge art 2 der Grondwet voor N. I. niet verbindend.
In het oude Regeeringsreglement kwam evenmin een bepaling
voor, welke als uitgangspunt kon dienen voor een „juridische
oorlogsvoorbereiding".
Zelfs art. 4. daarvan, waarbij den G. G., in geval van oorlog
of opstand, tal van buitengewone bevoegdheden werden toege
kend, kon hiervoor niet dienen.
Prof Dr. Mr. I. A. Nederburgh zegt hieromtrent in par. 97 van
„De nieuwe Staatsinrichting van N. I. (Doorgetrokken hoofdlijnen).
1927" het volgende:
„Aan de bepalingen van dat art. 43 kleefden enkele gebreken,
„waarvan het voornaamste was, dat de G. G. eerst in geval
„van oorlog of opstand de daar omschreven bevoegdheden
„kon uitoefenen en dus niet in vollen vrede reeds de noodige
„bindende regels kon vaststellen, voorzoover hij daarbij zijn
„normale bevoegdheden zou overschrijden
Nochtans werd bij G. B. van 21-9-1904 No. 46, S. 372 een
„Regeling van de gevolgen der verklaring in staat van oorlog
of in staat van beleg van het gebied in Nederlandsch-Indië of
een gedeelte daarvan" vastgesteld, doch de wettigheid hiervan
uit een Staatsrechterlijk oogpunt mocht op grond van de redactie
van art. 43 R. R. in twijfel worden getrokken
Hoewel in deze regeling wel enkele bepalingen voorkomen,
welke voor de legerverpleging van belang zijn, zal men daarin
toch tevergeefs zoeken naar middelen, om de zoo vaak gewenschte
eigendomsovergang zoonoodig met geweld te kunnen afdwingen.
Wel luidt art. 4, 1)
„Het militair gezag stelt, na overleg met het betrokken bur
gerlijk gezag, zoonoodig de maatregelen vast, welke genomen
525