Hoewel opname in de I. S. van een bepaling in den geest van art. 188 der Grondwet verreweg de voorkeur zou hebben verdiend, laat het art. 33 toch wel voldoende ruimte tot regeling van het recht van „vordering van leveranties, enz. ten behoeve van de weermacht". Intusschen het zij reeds nu uitdrukkelijk geconstateerd is een dergelijke regeling er nog niet. Wel is, blijkens een eenigen tijd geleden in de dagbladen verschenen bericht, in Ned Indië een commissie benoemd om van advies te dienen voor het ontwerpen van een regeling, als bedoeld in art. 33 der I S., maar, indien de commissie daarbij de bestaande regeling tot richtsnoer neemt, valt het nog te be twijfelen, of het vorderingsrecht dan wel in beschouwing zal worden genomen. Bovendien zou dit recht dan noodwendig gebonden zijn aan den staat van oorlog of beleg, hetgeen vooral in tijden van oorlogsgevaar een bezwaar zou kunnen zijn. Een afzonderlijke regeling van dit recht verdient dan ook de voorkeur, maar hiertoe bestaat m i uit een staatsrechterlijk oog punt nog geen vrijheid, tenzij men van meening mocht zijn, dat art. 91, le alinea ad b. hiervoor als basis kan dienen. Is het in Ned. Indië niet mogelijk door vrijen aankoop in het benoodigde te voorzien, dan vervalt men dus onmiddellijk in het andere uiterste, n.l. de onverwijlde inbezitneming, bedoeld in art. 133, 2e alinea der I. S. Aan de hiermede gepaard gaande onteigening is gewijd Titel II van de z. g. Onteigenings-ordonnantie (verder O. O.), laatste lijk afgekondigd in S. 1920-574. De volgende bepalingen daaruit worden hieronder letterlijk weergegeven art. 84 1) Wanneer in geval van oorlog,onverwijlde in bezitneming van eenig goed of inbreuk op eenig recht noodzakelijk is, kan deze op last van het hoogste gezag ter plaatse aanwezig, geschieden. 2) ln dit geval is degene, die de inbezitneming of in breuk bevolen heeft, gehouden, te zorgen, dat deze beperkt blijve binnen de noodzakelijke grenzen Hij moet tevens zoo spoedig mogelijk een voorstel tot ontei gening aan den Gouverneur-Generaal indienen. 3) De Gouverneur-Generaal gelast of weigert de ont eigening, na de raadpleging van den Raad van Neder- landsch-Indië. 4) In het laatste geval is degene, die de inbezitne ming gelast heeft, gehouden het in bezit genomen goed onmiddellijk wederom ter beschikking te stellen van den voormaligen bezitter of de rechtskrenking te doen op houden en kan het gouvernement de vergoeding van de 527

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 19