schade, door de inbezitneming of rechtskrenking veroor
zaakt en aan de rechthebbenden uit te keeren, op hem
verhalen.
7) Door oorlog wordt hier niet enkel openbaar ver
klaarde oorlog, maar ook het geval verstaan, waarin
vestingen of versterkte plaatsen in staat van oorlog of
van beleg zijn gesteld,
art. 85 1) Zoodra mogelijk, na de onteigening, moet degene,
ten wiens name zij geschiedt, aan de onteigenden gerech
telijk eene schadeloosstelling doen aanbieden, of, in
art. 86 De wettelijke interessen der verschuldigde schadeloos
stelling moeten van den dag der inbezitneming aan de
onteigenden worden betaald.
Men ziet, op de noodige soepelheid kan deze regeling waar
lijk niet bogen, terwijl dit toch in dergelijke omstandigheden
een eerste vereischte is.
Zeker, het primaire doel wordt er door bereikt, n 1. de oogen-
blikkelijke beschikking over hetgeen noodig is, maar men vrage
zich niet af, welk een stroom van onteigeningsvoorstellen daarna
zullen moeten worden ingediend en afgehandeld, aangezien het
hier niet, zooals in normale omstandigheden, gaat om de ont
eigening van een enkel groot object, maar van tallooze grootere
en kleinere hoeveelheden levensmiddelen, paardenvoeder, brand
stoffen, levend vee, e.a. roerende goederen, toebehoorende aan
tal van eigenaren, in bezit genomen op achtereenvolgende dagen
en wellicht nog door tal van verschillende gezaghebbenden.
Ten aanzien van het in art. 84 1) genoemde „gezag" wordt
opgemerkt, dat alleen, ingeval het betrokken gebied in „staat
van beleg" is verklaard, hieronder het militaire gezag is te
verstaan.
Merkwaardig is de opmerking, welke in het in 1925 verschenen
„Commentaar op de Ind. Onteigeningsordonnantie (proefschrift)'^
van W.J. Beek bij art. 84, 3) wordt gemaakt, n. 1.
„De Nederlandsche wet kent niet die inmenging en beslissing
„over de noodonteigening van een hooger gezag dan het gezag,
„dat de onverwijlde inbezitneming heeft gelast. Volgens de
„Nederlandsche onteigeningswet (art. 73 lid 1) geschiedt de
„oogenblikkelijke inbezitneming, die volstrekt noodzakelijk is
„geacht, op last van de hoogste burgerlijke of militaire overheid
„zonder dat daar een nadere bekrachtiging op volgt; de ont
eigening zelve heeft hiermede haar beslag gekregen.
„De Indische regeling, reeds voorkomende in de verordening
„van 1864, houdende een heilzamen waarborg tegen machtsmis-
„bruik en willekeur, verdient, naar het mij voorkomt, de voorkeur
Hieruit blijkt wel afdoende, dat deze auteur omtrent den aard
van de eigendomsovergangen, waarover het hier gaat, niet be
zien heeft in het licht, waarin ze n.o. m. behoort te worden
528