bezien, hetgeen hem een jurist uiteraard in geen enkel
opzicht is kwalijk te nemen.
Maar tevens volgt hieruit, dat, wanneer niet van militaire zijde
op een betere regeling van deze materie wordt aangedrongen,
uit het juridische kamp dienaangaande geen regeling valt te
verwachten, die aan de noodzakelijke eischen van soepelheid en
geringen administratieven nasleep voldoet.
Dat de aanbieding der schadeloosstelling „gerechtelijk'' moet
plaats hebben en dat vanaf den dag der inbezitneming wettelijke
interessen verschuldigd zijn, zijn eveneens hinderpalen, welke aan
een veelvuldige toepassing op kleine schaal in tijd van oorlog in
den weg staan.
Wanneer men echter in Indië den w i I heeft, om hierin ver
betering te brengen, dan is de weg daartoe al heel gemakkelijk
te vinden, want sedert 1918 zijn in het art. 133 der 1. S. (tevo
ren art. 77 van het R. R.) alle hinderpalen, welke een soepeler
regeling in den weg stonden, weggevallen en staat het den
ordonnant ie-wetgever vrij, om in Indië de „onverwijlde inbezit
neming in oorlogstijd" te regelen op een wijze, welke in soe
pelheid voor de Nederlandsche regeling niet behoeft onder te
doen.
Hoe is deze aangelegenheid nu verder in N. I. geregeld
In de eerste plaats komt voor een bespreking in aanmerking
de z. g. Leger-Mobilisatie-ordonnantie van 7-11-1919, S. 748 (ver
der L. M. O), aangezien de woorden „vorderen" en „inbeslag-
nemen" daarin enkele keeren voorkomen.
Zoo bijv. in art. 6 luidende:
(1) Zoodra de mobilisatie van het leger is bevolen, is de com
mandant van het leger gemachtigd, ter uitvoering van de in
artikelen 2 en 5 bedoelde maatregelen en regelingen
(waaronder de voortdurende verpleging van de gemobiliseerde
landmacht niet uitdrukkelijk is genoemd schr.)
II
III te doen inhuren, aankoopen en vorderen hetgeen als
dan nog voor de uitrusting van de strijdkrachten
wordt vereischtechter voorzoover het vorderen
betreft met uitzondering van de vreemde consulaire
ambtenaren in Nederlandsch-Indië toebehoorende paar
den en motorrijtuigen
IV te doen uitvoeren de werken, leveringen en transporten,
welke voor of in het belang van de landsverdediging
noodig worden geoordeeld
V
VI om c. q. in verband met het 2e lid van artikel 77 van
het R. R. (thans art. 133derI.S. schr.) en den Hen titel
529