troffen voorraden, waartoe als regel eerst wordt overgegaan,
wanneer onredelijke prijzen worden bedongen of onwil tot
verkoop aanwezig is.
„De vorenbedoelde bons worden zoo spoedig mogelijk door
„de betrokken administratie verzilverd.
„Is de tusschenkomst ingeroepen van den met het hoogste ge-
„zag ter plaatse belasten ambtenaar, hetgeen bij toepassing van
„een der wijzen a, b of c steeds zal moeten geschieden, voor-
zoover daartegen geen bezwaar bestaat, dan draagt deze amb
tenaar voor de betaling zorg, waartoe hij de gelden ontvangt
„van de betrokken administratie".
Ziedaar alweer een regeling der „vordering" ten behoeve van
de legerverpleging in oorlogstijd.
Helaas moet hieraan elke rechtskracht worden ontkend, m.a.w.
indien plaatselijke ambtenaren of inwoners weigeren om aan de
bevolen of aangevraagde vorderingen te voldoen, dan staat men
volkomen machteloos en blijft slechts de reeds besproken inbe
zitneming, gevolgd door onteigening, over.
Resumeerende, komt men tot de volgende conclusie:
Staatsrechterlijk is in Ned. Indië niet, zooals in Nederland
(art. 188 van de Grondwet), naast het voor de legerverpleging
onbruikbare onteigeningsrecht een minder omslachtig en soepeler
werkend machtsmiddel (vorderen) ter beschikking van de mili
taire autoriteiten gesteld.
Wel komt het woord „vorderen" voor in een ordonnantie, waar
het echter is gelijkgesteld aan „onteigenen", en in een voorschrift,
waar het uiteraard elke rechtskracht mist, doch het begrip
„vorderen", zooals dit bij andere moderne legers bestaat, is in
Indië, bij gebrek aan elke omschrijving daaromtrent, niet bekend.
Want men denke niet, dat men, door het noemen van het
woord alleen, ook het begrip heeft geïntroduceerd. Eerst na een
nauwkeurige afbakening van het vorderingsrecht door een tot in
details uitgewerkte „regeling van de toepassing" weet een ieder,
wat vorderen nu eigenlijk is. Dit blijkt nog duidelijker, als men
bedenkt, dat een dergelijke regeling voor Indië, in verband met
de zeer afwijkende toestanden in dit land, zeker niet identiek
kan zijn aan soortgelijke regelingen in Europeesche landen.
Maar de groote kracht van een regeling tot het gebruiken van
machtsmiddelen in tijden van oorlog en oorlogsgevaar ligt in de
omstandigheid, dat zij reeds lang tevoren in volle openbaarheid
heeft bestaan, dat niet alleen de militaire autoriteiten, maar ook
en in de eerste plaats de bevolking en de civiele ambte
naren haar kennen als een in bijzondere omstandigheden gel
dend noodreeht.
Eerst dan zal er kans bestaan, dat de plotselinge toepassing
niet als een rechtskrenking wordt aangevoeld en zal een ieder
531
„d