Ie. het „verkrijgen" van de artikelen, welke met elkaar het rant
soen van mensch en dier vormen en van de grondstoffen,
waaruit schoeisel, kleeding en uitrustingstukken moeten wor
den vervaardigd
2e. het „vervaardigen" van de hiervoren bedoelde eindproducten,
alsmede het reinigen en herstellen van schoeisel, kleeding
en uitrusting en
3e. het vervoer van verplegingsmiddelen in het algemeen.
Mij bepalende tot de onder le hiervoren genoemde voorzie
ningen, zou uit een oogpunt van organisatie de ideaal-toestand
zijn, dat reeds in vredestijd de Staat voldoende voorraden zou
hebben opgeslagen, om daaruit gedurende een oorlog al het be-
noodigde te kunnen putten.
Dit zou echter een oorlogsvoorbereiding eischen, welke de
financieele krachten van den Staat zeker te boven zouden gaan,
afgescheiden nog van het ongewenschte van een dergelijke han
delwijze uit een politiek oogpunt.
Hoe het zij, geen enkele Staat was totnutoe op dit punt bij
het uitbreken van een oorlog volledig voorbereid, integendeel,
men is algemeen tot de conclusie gekomen, dat men hierin bijv.
bij het uitbreken van den wereldoorlog in hooge mate tekort was
geschoten.
Het gevolg hiervan is, dat ook tijdens een oorlog nog enorme
hoeveelheden voedingsmiddelen, grondstoffen, enz. „in eigendom
aan den Staat zullen moeten overgaan".
Nu zal de Staat er natuurlijk in de eerste plaats naar streven,
in deze behoeften op de in normale tijden gebruikelijke methode
te voorzien, dus in privaatrechterlijke verhouding van kooper en
verkooper.
Evenals echter een aanbod tot koop en verkoop in normale
tijden kan worden afgeslagen wegens het ontbreken van wils
overeenstemming tusschen de partijen, kan ook in oorlogstijd de
Staat als kooper moeite hebben met dan wel volledig falen in
het vinden van gegadigden.
Moet dan evenals dit het geval is in normale tijden de koop
maar achterwege blijven?
Met de beantwoording van deze vraag, welke uiteraard niet
andeis dan ontkennend kan zijn, is het doel van deze inleiding
bereikt, n.l. aan te toonen, dat het noodzakelijk is, dat de Staat
in tijd van oorlog bijzondere middelen tot zijn beschikking heeft,
die maatregelen te kunnen nemen, welke voor de instandhouding
van zijn weermacht worden vereischt.
Deze weermacht is immers het eenige middel, waarmede de
Staat zich uit zijn noodtoestand den oorlog - kan redden. De
kans, dat men hierin slaagt, is derhalve het grootst, wanneer deze
weermacht, door een uitstekende materieele verzorging, in de
beste conditie wordt gebracht en gehouden.
De Staat zal zich dus in tijd van oorlog meermalen genoodzaakt
510