Afgezien van het hiervoor geschrevene zijn wij van oordeel dat wij die 4e compagnie als stootcompagnie in onze verhoudingen in het bataljon niet kunnen missen. Wanneer men aan onze zwakke divisie den eisch stelt, dat zij zelfstandig een beter uitgerusten tegenstander van ongeveer gelijke sterkte tot vernietiging moet kunnen brengen, dan zal het nood zakelijk zijn, dat de divisiecommandant over ten minste 2 regi menten beschikt als manoeuvreergroep. Omdat een modern uitgerust bataljon in staat moet worden geacht een 3 a 4 maal sterkeren tegenstander zoolang op te houden, dat reserves kunnen zijn aangevoerd. En wij mogen nu maar niet voetstoots aannemen dat een eventueele tegenstander zoo weinig van het vak zal verstaan dat hij op den vleugel waarop wij hem hopen te treffen zal ver zuimen ook maar een enkel bataljon te plaatsen tot dekking daarvan. Hieruit vloeit dus voort dat de divisiecommandant, wanneer door hem naar een beslissing op een vijandelijken vleugel wordt gestreefd, met een enkel regiment in front zal moeten ageeren en hij kan dan weinig medewerking verwachten van een regiment dat slechts 3 bataljons a 3 compagnieën voor stootkracht telt. Omdat die bataljons ieder voor zich op het te eischen breede front geen voldoende stootkracht hebben om door locale vernietiging den tegenstander te binden. En ook dit laatste is ter bereiking van het door de divisie gestelde doel noodzakelijk. Neemt men dus het bataljon de 4e compagnie af, dan is toe bedeeling van een 4e regiment aan de zelfstandige divisie een gebiedende eisch. En dat 4e regiment hebben wij niet en krijgen we ook niet. IV. Hoe wij ons dan de organisatie denken, zonder dat hier bij personeelsuitbreiding noodig is en evenmin vermindering van het huidige aantal onderdeelen? Als volgt: De sectie bestaat uit 2 brigades, volkomen georganiseerd als onze huidige K. M brigade, met dien verstande, dat al die tas- schen voor houderbakken verdwijnen evenals de in aanmaak zijn de munitieransels Van elke groep is dus één man K M. drager en elke soldaat, ook de groepscommandant, heeft aan weerszijden van zijn ransel instede van het twee paar schoenen 2 houder- bakken of 100 patronen. In totaal dus 700 patronen per K M. voor het vuurgevecht vanaf 200 m. ruim voldoende. De groep is naar behoefte vuur- of stootgroep, of beter stootgroep voorzien van een schietinstrument dat elke mooie gelegenheid tot het verkrijgen van treffers beter kan benutten dan de niet gelijktijdig dit doel zoo gunstig op de korrel krijgende karabijnschutters. De compagnie bestaat uit drie van deze secties, die dan elk 44 man (kader inbegrepen) tellen of 10 man minder dan thans. Die 3 X 10 30 man zijn bestemd voor de 4e sectie die bestaat uit 2 K. M. brigades a 2 K. M.'s op affuit. 539

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 31