5. HOFFMANN EN TANNENBERG.
door
M. H. DU CROO.
Kapitein van den generalen staf.
Neen, als de heer Mantel vermeent, dat mijn persoonlijke over
tuiging inzake den strategischen spiritus rector van Tannenberg
de kern der rechtzettingen vormde, welke zijn schets in het Aug.
nummer van 1929 zoude behoeven, dan ben ik blijkbaar èn in
het artikel in het December-nummer van 1929 èn in de eerste
noot bij dat artikel niet voldoende duidelijk geweest.
De kern der rechtzettingen was inderdaad omvangrijker; de
bedoeling, welke bij de rechtzetting voorzat, reikte verder dan
een trouwens in wezen altijd persoonlijke keuze „Ludendorff of
Hoffman".
Immers ik eindigde met: „En in dien spiritus rector dacht en
deedwijlen veldmaarschalk Graf v. Schlieffen".
En hierin lag de kern van de bedoelde conclusie als zoodanig.
Intusschen wil ik gaarne trachten den pennestrijd overigens
buiten bijkomstigheden houdende om ook van mijn zijde het
geval Hoffmann nader te belichten.
Ik stel daarbij op den voorgrond, dat ik klaarblijkelijk ten
onrechte uit de schets in het Aug. nummer van '29 den indruk
kreeg, dat de schrijver of Ludendorff öf het tweemanschap Hin-
denbiirg-Ludendorff naar voren bracht als de strategische „Urhe-
ber" (ik gebruik duidelijkshalve de terminologie van den heer M.)
van Tannenberg.
Uit de conclusie, gesteld aan het slot van het artikel in het
Mei-nummer van 1930, lees ik thans echter dat de heer M. de
O. H. L. als zoodanig beschouwt.
Naar mijne overtuiging, gegrond op de bronnen, welke ik ten
aanzien van Tannenberg raadpleegde, is ook deze conclusie niet
juist. Daarom mijnerzijds de volgende toelichtingen.
De slag bij Tannenberg werd n. m. m. reeds voorbereid in den
avond van 20 Augustus, toen de cdt van het 8ste Leger zich
liet overtuigen van de noodzakelijkheid om den terugtocht tot
achter den Weichsel niet te bevelen, doch I A. K. en 3 R. D naar
576
N.a.v. „Hofmann de spiritus rector van Tannenberg niet!", door P.Q
Mantel (I. M.T. 1930 No. 5; zie ook l.M.T. 1929 no. 12).