hoewel de door hem genomen besluiten in den avond van 20-8 de noodzakelijke voorwaaiden hebben geschapen voor den toe- komstigen slag van Tannenberg en hoewel de voorbereidende bevelen - zonder welke de slag niel mogelijk zoude zijn geweest door hem zijn uitgegeven, (cursiveering van mij d C.) Volgens het verhaal in het officieele werk van het Reichsarchiv zou het telefonische onderhoud tusschen generaal v. P. en gene raal von Moltke eerst plaats hebben gevonden op 21-8. Maar dat heeft generaal v. Moltke eerst 5 dagen later genoteerd. Ik acht het waarschijnlijk, dat hier een vergissing in den datum heeft plaats gevonden. Het besluit om den linkervleugel van het Narew-leger aan te grijpen, is in den avond van 20-8 genomen, en waar de voorbereidende bevelen tot dien aanval waren gegeven, is het onmogelijk, toen de gunstige, in het hoofdkwartier van het 8e leger binnenkomende berichten het vertrouwen hadden hersteld en toen er geen zenuwachtigheid meer kon bestaan bij den legercommandant, dat op 21-8 generaal v. P. telefonisch het terugtrekken tot achter den Weichsel zou hebben gemeld Ik vermeen met deze aanhalingen uit Hoffmann te kunnen vol staan, waar zij de kern van de strijdvraag m. i. afdoende belichten hen, die ook belangstellen in de gebeurtenissen in het stafkwartier van het 8e leger op 21-8 en 22-8 en in de eerste bevelen, uitgegeven door het nieuw optredende legercommando, verwijs ik naar bl. 255 tot en met 259 van „La guerre des occasions manquées". Wie heeft in feite gelijk? Naar mijn overtuiging Hoffmann. En ik grond deze overtuiging, afgezien van hetgeen ik in deze artikelen reeds neerschreef, mede op het feit, dat de gang van zaken en de werkwijze in de O. H. L. niet van dien aard zijn gebleken, dat zelfs officieele mededeeling uit deze bron steeds onvoorwaardelijk geloof verdienen. Ik moge terzake verwijzen o. m. naar het geval Hentsch in de beslissende dagen en uren van den Marneslag (men sla terzake op o. m. Eugen Bircher „Marnekrisis" en Prof. dr. Walther Schultze „Die Marneschlacht")- Ik voor mij meen eerder geloof te mogen slaan aan de zakelijke uiteenzetting van een vooraanstaande strategische figuur als Hoffmann, dan aan de dikwijls dagen na dato neergeschreven officieele mededeelingen van een O. H. L., waarin op ieder eenigs- zins kritiek oogenblik weinig meer en beter dan een pandemonium overheerschte. Wellicht zal een enkele lezer aanvoeren „maar in het bovenstaande wordt telkens Grünert en niet Hoff mann als spiritus rector naar voren geschoven 585.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 77