Er zijn nog vele begrippen, als: middelen, maximum opgave,
doelstelling, welvaart, enz., die noodzakelijk, door de fabrieks-
leiders moeten worden bestudeerd. Het leiden van een fabriek
en werkplaats eischt niet alleen een practische blik, doch mede
een economisch-staathuishoudkundigen ondergrond.
Dit komt bij een Legerbedrijf niet zoo dadelijk tot uiting, toch
is het negeeren van deze materie ten stelligste te ontraden, en
zal het volgen van de reeds genoemde colleges steeds als eisch
moeten worden gehandhaafd.
Een goed geleidt bedrijf eischt
le. de juiste verhouding tusschen taak en loon,
2e. voor een doel mag geen middel méér besteed worden
dan strikt noodzakelijk is. Tegen dit laatste wordt maar al te
vaak gezondigd.
Het is het werk van den opzichter (onder contröle van een
bekwaam bedrijfsleider of chef d'atelier), om voor een bepaald
werk, die menschen te gebruiken, die dat werk, nog juist
vlot en goed kunnen afdoen en dus de goedkoopste krachten
zijn, hierbij rekening houdend met het oogenblik waarop de opge
dragen taak moet zijn afgedaan, opdat de man geen oogenblik
onproductief in de werkplaats sta.
Het is de bedrijfsleider en hij alleen, dus niet de opzichter
noch de directie die het bedrijf, van de onder hem gestelde
werkplaatsen, als produceerend orgaan kan overzien.
De bedrijfsleider moet autonoom zijn in zijn werkplaatsen. Hij
leidt daar het bedrijf. Vaak wordt dit uit het oog verloren, vooral
door directeuren van kleine fabrieken, die van vader op zoon
overgaan en waar de directeur de werklieden, ik zou haast zeg
gen heeft zien geboren worden.
In een groot bedrijf is deze toestand onbestaanbaar. De be
drijfsleider is in contact met de opzichters en werklieden. In
lichtingen worden verstrekt door den bedrijfsleider en slechts bij
hooge uitzondering gevraagd aan de opzichters. Geschiedt het
anders, dan wordt de bedrijfsleiding aangetast en daarmede de
grondslagen van het bedrijf.
In elk groot, goed georganiseerd bedrijf, wordt 's morgens op
een vastgesteld uur een conferentie gehouden, tusschen directie
en bedrijfsleiders.
Hier ontvangen de directeuren alle gewenschte inlichtingen,
zoodat tusschentijds het nagenoeg niet noodig is vragen te stellen,
waardoor de geregelde gang van zaken wordt belemmerd.
Het wordt dus onnoodig aan opzichters vragen over het werk
en technische aangelegenheden te stellen. Goede harmonie tusschen
bedrijfsleider en opzichter ter eene zijde en directie ter andere
wordt hiermede bevorderd. Want een goed zijn taak begrijpend
opzichter, zal onverwijld zijn bedrijfsleider op de hoogte stellen
600