604
7. VRAGEN GESTELD BIJ HET TOELATINGSEXAMEN HOOGERE
KRIJGSSCHOOL 1930 (INTENDANCE-STUDIËN).
Natuurkunde.
lste Vraag. Tijd: 3/4 uur.
In een vat bevindt zich droge lucht van 7° C., onder een luchtdicht
sluitenden, maar vrij beweegbaren zuiger; de zuiger weegt 272 gram.
De horizontale doorsnede van het vat en van den zuiger is 1 vierkante
decimeter.
Deze lucht wordt verwarmd tot 27° C. en tevens met waterdamp verzadigd.
Hoe groot is de kracht, waarmede de zuiger nu naar beneden moet wor
den gedrukt, opdat het volumen der lucht onveranderd blijve?
Men verwaarlooze de uitzetting van het vat en van den zuiger.
Gegevens: het soortelijk gewicht van kwik 13,6;
de barometerstand 768 milimeter,.
de uitzettingscoëfficiënt der lucht 1/273;
de spanning van verzadigden
waterdamp bij 27° C. 26 milimeter
2e Vraag. Tijd: 3/4 uur.
Wordt verlangd eene korte, zakelijke verhandeling over vochtigheidstoestand.
(Wat men onder betrekkelijken vochtigheidstoestand verstaat, bepaling door
de condensatiemethode, andere hygrometers).
3de Vraag. Tijd 3/4 uur.
Welke zijn de formules voor de snelheid en den weg bij een eenparig
veranderlijke beweging en hoe leidt ge ze af?
4de Vraag. Tijd: 3/4 uur.
Wat verstaat ge onder soortelijke warmte Wat onder waterwaarde van
een calorimeter?
Bepaal de soortelijke warmte van een stof, waarvan 200 gram met een
temperatuur van 100°C. gebracht in een calorimeter met 100 gram water
van 12°C. een eindtemperatuur van 20°C. veroorzaakt.
De waterwaarde van den calorimeter bedraagt 12.
SCHEIKUNDE.
lste Vraag. Tijd: 3/4 uur.
Men verbrandt 2 gram zwavel tot zwaveldioxyde.
a. Hoeveel liter zwaveldioxyde (herleid tot 0° en 76 cm. druk) ontstaan
b. Wanneer men het gevormde zwaveldioxyde in water oplost tot 1 liter
oplossing, welk titer (of welke normaliteit) heeft dan die oplossing
0 16 S 32
gewicht van 1 liter waterstof bij 0° en 76 cm. druk is 0,0896 gram.
