723 dat er een streven bestaat de bescherming meer te zoeken in de beweeglijk heid dan in het vergrooten van de dikte der pantsering". Onder B. Nouveautés en fait d'engins anti-char'1 lezen we „De uitwerking op het doel eischt dat het projectiel niet alleen de pantsering doorslaat, maar na de doorboring daarvan nog ontploft. Deze laatste overweging doet in al- gemeenen zin de kalibers, kleiner dan 37 mm. afvallen. Aan den anderen kant maakt de eisch van een zekere beweeglijkheid van het afweerwapen, dat het geen grooter gewicht mag hebben dan ongeveer 300 kg., zoodat te groote kalibers mede moeten worden verworpen" Motoriseering. Mil. Wochenblatt. No. 29. Februari 1930. -Der Kraaftwagen im. Trosz." „Wat voor nut heeft het, wanneer een span van 10 of 12 paarden een belang rijk aantal centenaars voorttrekt! De vracht komt daarom nog niet sneller op de plaats van bestemming. Daarop komt het echter aan: Het benoodigde moet met minder kosten in korteren tijd over groote afstanden worden vervoerd. Dat kan het paard niet presteeren, de vrachtauto echter wèl. Dit vraagstuk is in alle legers een brandend vraagstuk geworden." Schr. behandelt vervolgens het desbetreffende artikel in de Temps van 26 11 1929 van den Franschen luit.-kolonel Leboul. Mil. Wochenblatt. No. 33. Maart 1930. MotorisierungPferdezug und Kriegsschau platze," luit.-generaal E. Kabisch. Een betoog voor het behoud van paardentractie in de treinen en daarom voor het verbeteren van de bruikbaarheid voor legerdoeleinden van het trekpaard, zoolang de landbouw zich nog niet heeft ingesteld op het gebruik van „gelandegangige" tractoren in plaats van paarden en zoolang rekening moet worden gehouden met ter reinen welke voor de vrachtauto belangrijke moeilijkheden opleveren.] Gasoorlog. Mavors No. 3. Maart 1930. Het gebruik van strijdgassen,1' luitenant M.R.C. Calmeyer. Behandeld worden: a. Aanvals-en verdedigingsgassen b. de naderingsmarschc. de aanvald. de verdediging. „Overzien wij de gegeven voorbeelden thans nogmaals, dan blijkt hoe in den bewegingsoorlog het gasgebruik een vrij beperkt karakter zal moeten houden, doch dat het gas in den stellingoorlog een geducht oorlogswapen kan worden. In beide gevallen gelden evenwel de woorden uit p. 12 van onze Handleiding: „Tegenover niet of onvoldoende beschermde troepen of ingeval van verrassingen is de uitwerking van strijdgassen dikwijls zeergroot. Beschikken de troepen echter over behoorlijke afweermiddelen, is de verdere bescherming tegen gasgevaar goed georganiseerd en staan zij onder strenge gastucht, dan kunnen de gevolgen van gasaanvallen in sterke mate worden beperkt". Mavors. No. 4. April 1930. „De gasalarmeering c.a. bij het aanvallend ge vecht", luitenant A.fi.J.L. Fiévez. „In tegenstelling met hetgeen in de verdediging en in de uitgangsstelling gebeurt, is het bij den aanval ondoenlijk om voor ieder bombardement de gasmaskers op te zetten. Vrijwel iedere afdeelingzal immers bij den aanval wel een of meermalen in artillerievuur terecht komen (afsluitingsvuren). Dit zou dus practisch tot gevolg hebben, dat iedere aanval zou moeten plaats hebben met opgezet masker!" „Men moet de gasmaskers opzetten omdat men werkelijk weet dat er gas is, dan is er niets aan te doen, maar het opzetten voor ieder direct bombardement zou het succes van den aanval in de waagschaal stellen". Schweiz. Monatschrift für Offiziere aller Waffen. No. 3. Maart 1930. „Der Schutz der Zivilbevölkerung gegen den chemischen Krieg'1, kapitein K. Steek. Gewaarschuwd wordt, de gevaren aan de chemische oorlogvoering verbonden voor de burgerbevolking, niet te overschatten, doch ook niet te onderschatten. Na opsomming der actieve en der passieve afweermiddelen k

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 109