1. DE MARNEVELDTOCHT. door P. G. M. (met 4 schetsen). Zooals reeds werd aangegeven in onze verhandeling over den slag bij Tannenberg ging Duitschland den Wereldoorlog in met het reeds in 1892 voor het geval van een tweefrontenkrijg vast gestelde beginsel de massa tegen het Westen, slechts het nood zakelijke in het Oosten. De grondgedachte van dit oorlogsplan was het zoeken van een snelle beslissing in het Westen om vervolgens, nadat hier belang rijke krachten zouden vrijgekomen zijn, met den tegenstander in het Oosten af te rekenen. Voor het welslagen van dit plan was het gebiedende eisch, dat het gelukken zou in het Westen snel de verlangde beslissende over winning te behalen, ten einde nog tijdig voldoende krachten tegen Rusland te kunnen samentrekken. Van den hoogsten bevelhebber tot den gemeenen soldaat moest daarom een ieder bezield zijn met den vasten wil den tegenstander te vernietigen. De Duitsche operatieplannen voor het Westfront. Scherp kwam deze wil tot uiting in het operatieplan door den Chef van den Generalen Staf, Graaf von Schlieffen, in December 1905 opgesteld. Von Schlieffen beschouwde Frankrijk als een groote vesting, welke niet moest worden aangevallen op het sterke, nieuwgebouw de Oostfront Belfort Verdun, maar op het zwakkere noord-oost- front MézièresRijsselDuinkerken. De linkervleugel der Duit sche legers moest dus zwak gehouden worden, terwijl de hoofd macht zou opgesteld worden ten noorden van de vestinggroep Metz Diedenhofen. De hoofddruk zou uitgeoefend worden door den uitersten rechtervleugel, welke zoo sterk moest zijn, dat gedurende den opmarsch door België de noodige strategische detacheeringen bewerkstelligd konden worden en tevens een voortdurend voeden van den beslissenden vleugel verzekerd zou zijn. Met de vestinggroep MetzDiedenhofen als draaipunt zouden de noord daarvan opgestelde legers allengs naar het zuiden zwen ken. 621

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 1