plan van zijn voorganger, volgde voor zichzelf echtei een anderen
gedachtengang, zooals hierboven reeds werd aangegeven. Zijn om
geving en de opperbevhs. der Legers wisten dit laatste echtei niet.
Zelfs ^Overste Tappen, Chef van de afdeeling Operatiën van het
Groote Hoofdkwartier, was van dien anderen gedachtengang met
op de hoogte. Dit blijkt o.m. uit het feit, dat hij zoo sterk aandrong
op het zenden van de 6/2 Ersatzdivisie naar den rechtervleugel,
hetgeen von Moltke echter afwees. Generaal von Kuhl, tijdens den
Veldtocht Chef van den Gen. Staf van het 1ste Leger, schreef in
Maart 1925 „Armeeoberkommando 1 versuchte dauernd im Sinne
des Schlieffenschen Operationsplanes zu handeln und den feind-
lichen Flügel zu umfassen. Mir persönlich war dieser Plan aus
der Zeit meiner Tatigkeit im Generalstab unter Graf Schlieffen
genau bekannt. Ich glaubte ihn 1914 auch noch in voller Wirksam-
keit und kannte die Abschwachung durch Moltke nicht. Dasz dei-
linke Flügel 6 und 7 Armee, so stark gemacht war, wuszte ich
nicht, erwartete vielmehr dauernd hinter unserem rechten Flügel
die von Schlieffen vorgesehene, nachrückende Staffel. Sie kam aber
nicht. Wo die Ersatzdivisionen blieben, wuszte ich nicht'L 1)
De bewering van Gen. von Moltke, dat hij veel aan het initiatief
van de opperbevhs. der Legers kon overlaten, aangezien zij de
bedoelingen van de O. L. kenden, wint door dit schrijven niet aan
beteekenis.
Dat de O. L. in den Marneveldtocht volkomen te kort is geschoten
in het energiek, doelbewust leiden van de operatiën, wordt thans
dan ook van geen enkele zijde meer bestreden.
Vele feilen droegen bij tot het échec aan de Marne. Aanvoer van
aanvulling voor den rechtervleugel bleef achterwege, deze werd
zelfs verzwakt door het zenden van de beide korpsen naar het
oosten de O. L. bracht geen eenheid in de operatiën der rechter
drie Legers, zij bleef hopen op de mogelijkheid van doorbreking
van het vijandelijk front tusschen Epinal en Verdun.
Beslissend voor het mislukken van de operatiën is ten slotte ge
weest het ontstaan van de gaping tusschen het 1ste en 2de Leger.
Afwijkend van de bevelen van de O. L. van 2 Septembei, meende
Generaal von Kluck het best in het belang van de algemeene ope
ratiën te handelen door niet uitwaarts geëchelonneerd achter het
2de Leger te volgen, doch door met zijn hoofdmacht zoo snel
mogelijk naar het zuiden door te rukken, ten einde de linkerflank
van& de Engelschen voorbij te komen. In den avond van den 4den
was dit nog niet gelukt ook den volgenden dag meende von Kluck
de vervolging nog te kunnen voorzetten. Toen nam de bedreiging
HET ECHEC AAN DE MARNE.
M. W. T. M. 1925, blz. 581.
646