Ook in het Mil. Wochenblatt van 11 October 1929 No. 14 komt een gelijkluidend artikel voor, van een onbekend schrijver. Eerst wordt een artikel uit een Reglement aangehaald, dat zegt „Tegen lage, in het terrein verborgen doelen heeft de zware mitrailleur tot op afstanden van 1500 M. goede uitwerking". Ver volgens wijst de schrijver op de conclusie van Overste Schobert, die zegt, dat boven de 1500 M. de bestrekenheid van de baan een beletsel is voor het schieten uit gedekte stellingen en con cludeert dan het navolgende „Uit het terzake voorgeschrevene en het artikel hiervoren ge noemd, leidt schrijver af, dat men voor de bestrijding van smalle, ondiepe doelen (Punktziele), deze tot minstens 1500 M. moet naderen, en een open vuurstelling nemen moet. Nu zijn bij den aanvang van het eigenlijke infanterievuur-gevecht bijna alle doelen smal en ondiep, waaruit volgt, dat op het infanteristisch brand punt van den strijd, het directe schot, uit stellingen beneden de 1500 M. tot het doel, regel is, de ge dekte stellingen zeldzame uitzonderin g". Wij zijn het met deze conclusie niet eens. Het artikel uit het reglement kan alleen maar de bedoeling hebben om aan te geven, dat op die lage doelen, de trefkans (mede in verband met de geringe bestrekenheid van de baan) boven 1500 M. te gering wordt om goede uitwerking te hebben. De kwestie directe of in directe richting, gedekte of ongedekte stelling heeft hier niets mede te maken. Ook met de conclusie, als zouden in den aanvang van het ge vecht bijna alle Infanteriedoelen smal en ondiep zijn (tenminste mitraillistisch gesproken) kunnen wij ons niet vereenigen. Onder smalle doelen verstaat een mitraillist, bommenwerpers, mitrail leurnesten, Inf. geschut, groepssteunpunten, doelen waarbij liefst puntvuur, of anders vuur met beperkt breedspreiden toegepast wordt. Doch op de eigenlijke Inf. wordt zeiden of nooit puntvuur af gegeven, ja meestal zal de bundel kunstmatig verbreed en ver diept moeten worden, meer dan den mitraillist lief is. Een mi traillist noemt normaal de Inf. doelen niet smal of ondiep. Voor den wereldoorlog was de comp. in den aanval nauwelijks 100 M. breed en nog minder diep. Na den wereldoorlog is de comp. in den aanval 300 M. breed en even diep. 654 trokken 3 secties a 2 mortieren. Voor de 4 compagnieën 12 secties a 1 offi cier, 1 onderofficier en 12 man 12 officieren, 12 onderofficieren en 144 man. Wij zijn overtuigd dat voor onze omstandigheden de Infanterie beter gebaat was met een vermeerdering van het aantal mitrailleurs. Wij loopen anders tegen een zoodanige macht zware mitralleurs op, dat onze Infanterie geen kans zal krijgen die mortieren aan den vijand te brengen. Bovendien zou het vraagstuk luchtafweer beter gediend worden. De Stokes Brandt mortier wil ons echter een ideaal wapen toeschijnen voor den strijd op eenige schaal tegen verzetslieden, die zich ergens in een steunpunt vastgezet hebben, veel makkelijker mee te voeren dan Bergartillerie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 34