Het is dus noodig de binnenkomende lijnen bij de centrale on
derling van elkaar te isoleeren en naar wensch twee of meerdere
lijnen met elkaar te kunnen verbinden.
Ten einde den centraalbedienaar te kunnen waarschuwen, is het
noodzakelijk, dat aan het eindpunt van elke lijn bij de centrale
een signaalinrichting aanwezig is, hetwelk in werking treedt, wan
neer de bij die lijn behoorende abonnee opschelt of afschelt. Bij
de moderne centrales bestaat dit signaal als regel uit een valklepje
soms ook een lampje, terwijl dikwijls nog een schel overgaat zoodra
het klepje gevallen is.
Voor doorverbinding tusschen de aangeslotenen kunnen koorden
met stoppen gebruikt worden, doch bij de moderne centrales worden
daarvoor sleutels gebezigd. De laatstgenoemde methode geeft het
voordeel, dat de verbinding vlugger tot stand lean worden gebracht
en voorkomt storingen door slijtage der koorden.
De centraalbedienaar moet zich kunnen overtuigen, dat de tot
stand gebrachte verbinding juist is en moet in staat zijn te con
troleeren of het gesprek nog voortduurt, zonder dit echter te storen,
dan wel andere bestaande gesprekken te storen.
Hij moet dus het gesprek kunnen afluisteren en zich eventueel
in het gesprek kunnen mengen (spoedgesprekken)
Tenslotte moet het voor elke abonnee uitgesloten zijn een be
staand gesprek te kunnen afluisteren (geheime gesprekken).
Men stelle zich op het standpunt, dat de centraalbedienaar uit
sluitend tot taak heeft voor de gevraagde doorverbindingen zorg
te dragen, doch niet benut wordt om berichten door te geven of te
verzenden.
Indien de bedienaar de daarvoor benoodigde manipulaties vlot
en goed heeft verricht, heeft hij zich naar behooren van zijn taak
gekweten.
Vooral bij een druk verkeer zal de bedienaar voor het door
geven van berichten zeker geen tijd hebben, afgescheiden nog van
het feit, dat daardoor andere abonnees zullen moeten wachten op
aansluiting en hij voor controle aanteekening moet houden van de
verzonden berichten.
Resumeerende komen we tot de volgende eischen aan een goede
centrale te stellen
le. Moet besparing aan lijn en telefoonmaterieel en dus ook aan
personeel opleveren.
2e. Moet gemakkelijk en door één persoon bediend kunnen worden.
3e. Moet zoo eenvoudig mogelijk van constructie zijn en zoo
weinig mogelijk kans op storingen geven.
4e. Moet het vereischte aantal doorverbindingsmogelijkheden ge
ven.
5e. Moet een maximum aantal gelijktijdige gesprekken toelaten.
6e. Het afluisteren van een gesprek tusschen twee abonnees mag
niet anders mogelijk zijn, dan door een centraalbedienaar.
682