710 De Regeering meent er voorts nadruk op te moeten leggen, dat het tem po waarin aan de hiervoren geschetste maatregelen uitvoering zal worden gegeven, zal afhangen van den algemeenen geldelijken toestand. 1) De behandeling van de genoemde nota's van wijzigingen heeft niet plaats gevonden, omdat de Volksraad de wensch te kennen had gegeven om een dergelijk belangrijk onderwerp niet overhaast te behoeven te behandelen. Het vraagstuk is daarop in een buitengewone zitting van den Volksraad aan de orde gesteld. Alhoewel de beide voorstellen ten slotte zijn aangenomen t.w. het voor stel betreffende de landmacht met 28 tegen 19 stemmen en dat voor de Zeemacht met 34 tegen 13 stemmen mogen we het oog niet sluiten voor het feit dat, zooals uit het volgende moge blijken, tijdens de behandeling vele bezwaren tegen de z.g. grondslagen voor de verdediging en tegen het door de Regeering voorgestane stelsel van ui'tvoering naar voren zijn ge bracht. De Regeering resumeerde de in den Volksraad tot uiting gekomen stroomingen ongeveer als volgt: De meerderheid is overtuigd van de noodzakelijkheid van een behoorlijke bewapening. Er is een richting, fti hoofdzaak door eenige Inlandsche leden voor gestaan, die zich een leger van in hoofdzaak Inlandsche militie denkt. Een andere strooming, is die tot uiting gebracht door de Inlandsche leden die meenden, dat Nederland meer aan de weermacht h.t.l. moet be talen. Een derde strooming vraagt aandacht voor de ontwapening, terwijl een vierde strooming aanhangers vond onder hen die verder willen gaan dan het programma van het opperbestuur. Tenslotte zijn er die onvoorwaardelijk het voorstel van de Regeering steunden. Zijn hiermede de stroomingen in groote trekken geschetst, de hiervoor aangekondigde bezwaren verdienen wel nadere vermelding. Allereerst werd in het college opnieuw de wenschelijkheid betoogd om de meergenoemde grondslagen der defensie vast te stellen bij wet of al thans bij Algemeenen maatregel van Bestuur waarbij een beroep werd ge daan op het eerste lid van art. 91 der Indische Staatsregeling, waarbij is bepaald, dat onverminderde gevallen voorzi'en in enkele met name genoemde artikelen dier wet of bij eenige andere wet, al hetgeen betreft de verde diging van het grondgebied van Nederlandsch-Indië bij algemeenen maat regel van bestuur wordt geregeld. Zooals bekend zijn de grondslagen vastgesteld bij z.g. kabinetsrescript en moeten deze naar de inzichten der Regeering worden beschouwd als aan wijzingen i'n den zin van art. 1 (1) der I.S. en richtlijnen van Regeerings- beleid. Dit al eerder in den Volksraad ter tafel gebrachte strijdpunt heeft geleid tot de indiening van een motie (de z.g. motie Kerkkamp) luidende 1) Di't schema van uitvoering is door de Regeering tijdens de behandeling nader toegelicht. We komen hier nader op terug.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 96