713
A neemt zijn eigen recht. Er is dan een geoorloofde oorlog, en in dat geval
bestaat het recht van neutraliteit.
3e. C. helpt A. D. blijft neutraal. Ook hier recht op neutraliteit.
4e. Er is unanimiteit, maar er komt een bemiddelend vonnis, een transactie.
Beide partijen worden gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Beide zijn ontevreden.
Zij komen in oorlogstoestand. Het recht van neutraliteit bestaat.
5e. De droits domestiques, bedoeld in art. 15 ten achtste, van het Pact.
De Raad erkent, dat het geschil volgens internationaal recht is een questie,
die aan de competentie der partijen is overgelaten. Dit wordt geconstateerd.
Breekt een oorlog uit, dan is het recht op neutraliteit aanwezig.
6e. Wanneer de Volkenbond beslissingen niet binnen 6 maanden tot stand
doet komen. Het schijnt niet zeer aanneme ijk, maar er kunnen zeer veel
stroomingen zijn, die een beslissing vertragen.
7e. Wanneer de oorlog uitbreekt tusschen twee niet Bondsleden of één
Bondslid en één niet Bondslid. Hiervan is veel casuïstiek te maken. Het recht
op neutraliteit blijft bestaan.
8e. De zg. „guerres duels". Beide landen zijn zoozeer er van doordrongen,
dat het een questie van vitaal belang is, dat zij ieder compromis uitgesloten
achten. Er vangt een oorlog aan, waarin neutraliteit bestaat.
9e. Te gelijker tijd wordt de oorlog begonnen, bv. door een zeegevecht.
Twee vloten ontmoeten elkaar in een tijd van groote spanning, en treden
tegen elkaar op. Dan is het niet als in artikel 231 van het Verdrag van Ver
sailles, waar alle schuld achttraf is vastgesteld ten laste van Duitschland, maar
hier moet vooraf uitgemaakt worden wie de schuldige is, en dan bestaat een
recht op neutraliteit.
Is het niet opmerkelijk, dat tal van internationale overeenkomsten, na het
Pact gemaakt, herhaaldelijk van neutraliteit spreken? Artikel 38 van de con
ventie, betrekking hebbende op de internationale luchtvaart, zegt, dat in geval
van oorlog de bepalingen der conventie geen inbreuk maken op de vrijheid
van akten der contractanten, hetzij als oorlogsvoerenden, hetzij als neutralen.
Van gedachten werd gewisseld in hoeverre het Kellogg pact in dezen wij.
ziging had gebracht.
Tegenover de uitspraak dat op dit stuk de grondslagen niet meer kloppen
met de bestaande verdragen stelde de Regeering na eene uiteenzetting van de
geschiedenis van het Kellogg pact de conclusie, dat het pact an sich geen
aanknoopingspunt geeft om het begrip „neutraliteit" als een afgedane situatie
te beschouwen en dat het onwaarschijnlijk is dat dit zoo zou zijn na een in
overeenstemming brengen van het Volkenbondsverdrag met het Kellogg pact.
Ook deze gedachtenwisseling heeft hare neerslag gevonden in een, met 35
tegen 14 stemmen aangenomen, motie de z. g. motie van Helsdingen, lui
dende
De Volksraad, overwegende dat door de onderteekening van het Volken
bondspact en het Kelloggpact de weermacht van een onderteekenaar lid van
den Volkenbond, georganiseerd moet zijn in verband met de vorming van een
eventueele wereldmacht ter handhaving van de internationale rust en orde
verzoekt het Opperbestuur na verkregen instemming van de Staten-Ge-
neraal een uitgewerkt plan dienaangaande, vergezeld van uitvoerige gegevens
betreffende den economischen, socialen, politieken en financieelen toestand der
samenstellende deelen van het Koninkrijk, ter fine van advies toe te zenden
aan den Volkenbondsraad.
De Regeering heeft het denkbeeld om over de samenstelling onzer weer
macht het advies van den Raad van den Volkenbond te vragen ernstig ont
raden, ook omdat men aldus doende zijn souvereiniteit gedeeltelijk zou prijs
geven. Over de weermacht die iedere Staat meent noodig te hebben, zal
die Staat zelf moeten oordeelen.
Vermelding verdient voorts dat gewezen werd op het nadeel voortvloeiende
uit punt 6 van de grondslagen, nl. dat de sterkte van het leger uitsluitend