van de mogelijkheid om door een doorbraak een beslissing te
bereiken.
„Ieder wil omvatten, en breidt dus zijn front uit.
ledereen wil niet omvat worden, en breidt dus eveneens zijn
front uit.
Dit leidt tot te groote frontverlenging en tot de mogelijkheid
om een doorbraak te forceeren, een doorbraak, welke men ten
onrechte als een van de gaarne door Napoleon toegepaste opera
ties beschouwt.
„Wenn aber jetzt ein neuer Napoleon durchbrechen will, so
findet er nicht die Windmühle, von der aus er die Schlacht
übersehen und die schwache Stelle herausfinden kann. Mag der
moderne Feldherr den Adlerblick von Napoleon haben, so kann
er doch das Schlachtfeld nicht übersehen, und er vermag nicht
die schwache Stelle des Feindes zu erkennen.
Das einzige Mittel, das für ihn vorhanden ist, besteht darin,
dass er überal.1 angreift".
De zwakke plaats blijkt door dien aanvaloveral aanvallen is
de kunst, waarmede men in den modernen oorlog, zooals Schlief-
fen dien ziet, overwinningen zal kunnen behalen.
Echter acht hij het gelukken van een operatieven doorbraak
onderhevig aan talrijke factoren, welke slechts zelden in gunsti-
gen zin hunne inwerking kunnen doen gevoelen.
Want ook al drukt een grootere massa een geringere massa
terug, dan nog blijft haar de kans op operatieve vernietiging,van
den tegenstander onthouden, zoolang deze zijn terugtocht
veilig kan stellen.
Eerst als de aanvaller de tactische doorbraak kan doorzetten
tot een operatie tegen flank en rug, en zoodoende een terug
tocht in ongunstige richting kan afdwingen, ontstaat de kans
op een waardevol resultaat (zie ook later: Schlieffen's plan
van 1912).
Tegenover hen, die reeds vóór den wereldoorlog het aanvoe
ren van een millioenenleger als een bijna niet op te lossen
vraagstuk beschouwden, nam Schlieffen krachtig stelling.
Het aanvoeren van een leger is, naar zijne meening, overal en
ten allen tijde een kunststuk geweest, zoowel ten aanzien van
kleine als van groote legers.
Dat de moeilijkheid om dat kunststuk tot uitvoering te brengen
met de sterkte van het leger in gelijke mate toeneemt, acht hij
onbewezen en ook onbewijsbaar (men vergelijke hier de jongste
lezingen in Zwitserland van den generaal von Seekt en „Armée
nationale ou armée de métier?" door generaal Debeney in ae
Revue des deux mondes van Sept. 1929).
„Es hat Generale gegeben, die mit 300.000 Mann völlig ge-
scheitert sind. Damit ist aber nicht gesagt, dass sie 100.000
Mann oder 50.000 Mann zum Sieg geführt hatten. Soviel ist
gewiss, dass unter allen Feldherren noch keiner über die allzu
739