und Bücherhelden" neerzag en die slechts zijn soldatengeluk zonder meer aanvaardde; deze „Sohn eines Niemand" was immers nooit een veldheer geweest, kon geen veldheer zijn. „Wollen wir Friederich dem Grossen, Napoleon und Moltke glauben, so ist das, was einen Feldherrn ausmacht, nur durch Versenkung in der Vergangenheit, in die Geschichte, in die Feldzüge grosser Meister zu erwerben. Von solchen Dingen wollte aber Benedek ebensowenig etwas wissen wie der Hochadel". In korte, bijtende, sarcastische zinnen stelt Schlieffen de af rekening op met een man, die hem als mensch onverschillig laat, maar die geestelijke antipode van de door Schlieffen als eenig mogelijke geteekende veldheerenfiguur door z. i. onbevoegden desondanks als veldheer ten tooneele wordt geleid. Zijn hulpeloosheid, zijn besluiteloosheid, zijn wankelen tusschen nu eens dit en dan weer dat plan, zijn machteloosheid ten aanzien van leiding en aanvoering van een leger van acht korpsen, zijn onkunde ten opzichte van operatieve mogelijkheden, striemt hij niet, omdat hij de persoon Benedek als zoodanig belangrijk acht, maar wel, omdat hij, die meer dan één zijnertijdgenooten „vom Salböl Samuels abbekommen hatte", niet kan aanvaarden dat deze „praktische Soldat" als veldheer wordt verklaard. „Zelden", schrijft Schlieffen, „is wel zoo weinig doelbewust gehandeld als door de Oostenrijkers op 28 Juni. Benedek is in den avond van 27 Juni tot een offensief naar het Oosten en op den morgen van den 28sten tot een offensief naar het Westen besloten, maar wil het ondertusschen toch ook nog weieens met het eerste probeeren. Hij kan een vernietigen den aanval met een groote overmacht ondernemen, maar blijft, met die overmacht in een sterke stelling staan en stelt al zijn hoop in op het onwaarschijnlijke geval, dat één vijandelijk korps tegen drie, in een onneembare stelling staande korpsen zal oprukken. Echter, dat onwaarschijnlijke zal geschieden, maar Benedek kan het niet afwachten twee van die drie korpsen zullen door een kloof teruggaan onder bescherming van het derde, dat ver achterwaarts staat. Het dicht bij den vijand staande korps wordt in de verdediging gedrongen. Die verdediging wordt door de brigadecommandanten in een aanval omgezet. En drie voor een zekere overwinning bestemde Oostenrijksche korpsen moeten terugtrekken voor één Pruisisch korps. „Der Krieg", concludeert Schlieffen, „hat für Osterreich einen Verlauf genommen, den er nehmen musste, nachdem an die Spitze des Heeres ein Feldherr gestellt worden war, der „keine klare Vorstellung von dem Manöverieren einer acht Korps starken Armee hatte", der „sein vollstandiges Fiasko voraussah," und der mit einer Art von Befriedigung den Eintritt der Katastrophe meldete, deren Herankommen er vorher erkannt hatte''. 743

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 15