Een dergelijke taak kan alleen een man aanvaarden en vervullen, die over bovenmenschelijke gaven men noeme het dan genie beschikt, en die zich bovendien van dat goddelijke bezit bewust is. Toch acht Schlieffen dit nog niet voldoende. Want bovendien zal hij zich door harden, voortdurenden arbeid moeten voorbereiden op hetgeen eenmaal van hem gevraagd kan worden dat hebben Alexander, Cesar, Gustaaf Adolf, Frederik de Groote en Napoleon bewezen „Moltke fehlten zum zünftigen Gelehrten nur die akademischen Jahre und die Titel Doktor und Professor''. Verder moet een veldheer een leger scheppen, bewapenen, uitrusten, oefenen, kleeden en voeden; een leger, dat hij zijn eigen leger noemen kan. Ook dat hebben alle groote veldheeren begrepen en uitgevoerd. Doch niet alleen het leger als zoodanig is voldoende om den oorlog te voeren naast den veldheer stelt de staatsman zijn eischen „der Feldherr muss also auch ein hervorragender Staats- mann und Diplomat sein. Und er muss ferner die ungeheuren Summen beschaffen, die der Krieg verschlingt". Aan al deze eischen kan, volgens Schlieffen, slechts een koning voldoen. Derhalve: de veldheer moet tevens koning zijn. Ook dat bewees de krijgsgeschiedenis. En de veldheeren, die niet van huis uit koning waren, werden of, zooals in het oude Rome, in tijden van gevaar tijdelijk tot koning (dictator) uitgeroepen, f riepen zichzelf tot koning uit. Slechts Hannibal was en werd geen koning: „an diesem Mangel ist der Feldherr der karthagischen Republik zugrunde gegangen". Echter, er kwam een tijd, waarin de tot koning gekroonden w e 1 oorlog wenschten te voeren of moesten voeren, en toch in zichzelf geen veldheerseigenschappen aanwezig wisten. Zij moesten zich dus een veldheer toevoegen. Dat kon bedenkelijk worden, indien deze veldheer te veel overwinningen bevocht en daardoor de glans der koningswaar digheid op eigen hoofd deed overstralen. Om dit te voorkomen, moest dus de koning de leiding van den oorlog in handen houden. Hieruit ontstond het ongelukkige systeem, dat men vanuit het kabinet des konings den oorlog leidde „die Generale hatten eine Festung zu belagern, eine Stadt zu zerstören, eine Provinz zu besetzen, ab und zu eine Bataille zu lieferneine Entschei- dungsschlacht, eine Verfolgung waren sorgfaltig zu vermeiden". Aldus werden de opdrachten gesteld voor een Turenne, een Condé, een Eugenius van Savoye, die dus ook niet tot volkomen veldheeren konden uitgroeien. „Ein Feldherr", oordeelt Schlieffen scherp en juist, ist der natürliche Nebenbuhler des Königs". Wel trokken in Pruisen na 745

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 17