Totdat Moltke ook hiertegenover zijn koud en zakelijk „Genie ist Arbeit" stelde. „Dat is", zeide Schlieffen, toen hij in 1910 zijn rede hield bij het honderdjarig bestaan der Kriegsakademie, „de zaakkun dige uitspraak van een man, die 65 jaar onafgebroken heeft gewerkt. Die uitspraak is bevestigd door den arbeid van bijna alle groote veldheeren. Die arbeid was vroeger eenvoudiger: men bestudeerde den oorlog in de praktijk en in het gevolg van een veldheer; men maakte eenige veldtochten in dat gevolg mede. Die methode is echter niet meer voor toepassing vatbaar in een tijd van millioenenlegers en van langdurige tijdperken van vredezij kan evenmin vervangen worden door „cursussen" op oefen-en manoeuvreveld. Jetzt müssen wir in die Vergangenheit herabsteigen und die Erfahrungen, die uns die Gegenwart versagt, bei d e m suchen, was vor kürzeren oder langeren Zeit geschehen ist. Die ervaringen moeten overdacht, bearbeid en te harer tijd ook toegepast worden. Maar dan op de wijze van Frederik den Grooten, die uit de harde ervaringen van Kolin een Leuthen wist op te bouwen. Slechts op deze wijze bestaat de kans dat een Kriegsakademie zorg kan dragen, „dass es der Armee nie an Feldherrn und Feldherrngehilfen fehlt". In den hierboven aangegeven geest heeft Schlieffen gewerkt, niet alleen om zichzelf tot veldheer te vormen, die het erfdeel van Moltke veilig door een wereldoorlog kon dragen, maar boven al opdat „Feldherrn und Feldherrngehilfen" aanwezig zouden zijn, indien niet hij, doch een ander als veldheer het Duitsche leger zou aanvoeren. Is Schlieffen hierin geslaagd V. Schlieffen was zich van zijn roeping bewust: meer dan eens heeft hij zich, op Cesar doelende, geuit: „gib mir sein Glück, das andere will ich tragen". Beheerscher van geest en stof beiden, stelde hij van huis uit zoo innerlijk als uiterlijk zijn leven in op de taak, waartoe hij zich geroepen en volkomen bekwaam achtte. Zijn dagindeeling berustte op arbeid hij heeft hoogstens zes uur slaap per dag noodig en blijft desondanks tot zijn laatste uren volkomen meester over zijn staalharde zenuwen. 747 Viel leisten, wenig hervortreten, mehr sein als schei- nen, muss sich somit jeder Qeneralstabsoffizier zum Wahlspruch nehmen und kann doch gewiss sein, das ihm zur Befriedigung seines Ehrgeizes noch Raum genug bleibt. Schlieffen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 19