Hij werkt, onderbroken door een ochtendrit en korte maal
tijden, van 's ochiends zes tot 's middags vierna de thee
arbeidt hij opnieuw tot zeven uur, dineert, en hervat daarna, mees
tal met een zijner adjudanten, het werk tot middernacht.
Als verpoozing leest hij nu en dan zijn dochters voor uit klas
sieke of krijgsgeschiedkundige werken - aan de afleiding, welke
Moltke ook te velde in een dagelijksch whist-partijtje noodig
oordeelde, had Schlieffen geen behoefte.
Hij bezat dezelfde eigenschap als Gneisenau om, midden in
den nacht gewekt, oogenblikkelijk de zaak, waarom het gaat, te
kunnen overzien en een beslissing te nemen.
Aan zijn ondergeschikten stelt hij zeer hooge eischen vlijt en
karakter geven te hunner beoordeeling den doorslag.
De studie aan de Kriegsakademie oordeelt hij als zoodanig
reeds karaktervormend: „abgesehen von der geistigen Ausbildung
wird durch die hartnackige Arbeit auch ihr Charakter eine durch-
aus heilsame Starkung erfahren."
Plichtsverzuim acht hij onvergeeflijk en vergeeft hij ook nim
mer, evenmin als gebrek aan takt en hoffelijkheid zelf komt
hij de eischen, welke het gezelschapsleven aan hem stelt, steeds
op volkomen wijze na.
Tot den intiemen kring van zijn arbeid en studie laat hij slechts
zeer enkelen toe, ingewijden en volkomen toegewijden van de
ouderen Yorck, Haussmann, Falkenhausen, Beseier, Xylander,
Zwehl, Belowvan de jongeren Stein (bij den aanvang van
den oorlog sous-chef van den staf), Ludendorff (sous-chef van
den staf van het II leger, von Bülow), Lauenstein (chef staf Illeger),
v. Freijtag Loringhoven (opvolger van Stein), von Kuhl (chef staf
I leger, von Kluck), Groener (hoofd spoorwegwezen).
Als medewerkers kiest hij zooveel mogelijk persoonlijkheden
en karakters en hij vergist zich zelden.
Want al hebben van de hierboven genoemden Stein en Lauen
stein in de eerste en beslissende oorlogsdagen niet aan de
verwachtingen voldaan, dan moet toch in aanmerking worden
genomen, dat beiden op dat oogenblik doodzieke menschen waren.1)
748
Wohl ein tragisches Geschick wollte es, dass Bülows erster Gehilfe, der
General Lauenstein, körperlich schwer leidend war er litt schon als Haupt-
mann in Posen an der Glotzaugenkrankheit (Morbus Basedowi) keine
Krankheit greift wohl das ganze Nervensystem derart an und keine macht
den Menschen zur Truppenführung so ungeeignet wie diese dazu kam, dass
die Krankheit seinen Herzfunktion so angegriffen hatte, dass er sich in jenen
kritischen Tagen nur mit starkenden Mitteln, vor allem Alcoholica, auf der
Höhe halten konnte an der Herzstörungen ist Lauenstein auch gestorben.
Es herrschte in jenen Tagen im Hauptquartier eine absolute Panik. Stein,
der ein schwer herzkranker Mann war, so dass er kaum langere Strapazen
beim Reiten aushalten konnte, und der als hervorragende Arbeidskraft galt,
jetzt aber verbraucht war
Dr. Eugen Bircher. Marnekrisis.