linkervleugel heengrijpende, diep geéchelonneerd, sterke cavalerie
op de vleugels (men vergelijke hier met 1914: het gebruik
der cavaleriekorpsen), met de bedoeling een zoo groot mogelijk
deel van het Fransche leger in te sluiten (vergelijk met den
opmarsch van het 1 leger, von Kluck).
In algemeenen zin duseen aanval op een aan beide zijden
aangeleunden tegenstander, die overal wordt aangegrepen, opdat
zoodoende een plaats kan worden vastgesteld, waar de zoo breed
mogelijk gedachte doorbraak de meeste kansen biedt, vooral tij
dens de op de doorbraak volgende omvatting van de vleugels
der niet doorbroken nevenafdeelingen.
Met het oog op het terrein stuit een dergelijke doorbraak in
België op de minste bezwaren daar zal die doorbraak derhalve
geforceerd moeten worden.
Zoodoende denkt Schlieffen zich niet minder dan 21 korpsen
tegen de lijn Abbeville St. Quentin gesteld.
Tot zulk een krachtsontwikkeling was echter het Duitsche leger
van 1912 niet in staat, zoodat Schlieffen dan ook legerverster-
king een der meest urgente vraagstukken achtte
Blijkt een dergelijke legeruitbreiding onmogelijk of onbereik
baar, dan wil Schlieffen een oplossing zoeken in een andere
organisatie, welke de beschikking zou geven over meer
eenheden
Evenals Napoleon en de oude Moltke volstond Schlieffen n i e t
met het opbouwen van een eigen plan hij trachtte zich ook te
verplaatsen in den waarschijn lij ken en den mogelijken gedach-
tengang van den tegenstander ten aanzien van de voor dezen
bestaande operatieve kansen en omstandigheden.
En zoodoende ontstond in 1911 (mededeeling van generaal von
Hahnke) een ontwerp voor een door de Franschen op
Duitschand bodem te zoeken Cannae.
Uit de sterkte van het Duitsche leger moest, naar Schlieffen's
meening, de Fransche veldheer afleiden, dat dit leger bij zijn
opmarsch de geheele lijn tegenover Belfort-Luxembourg zal in
nemen, dat wil zeggen tegenover een lijn van bevestigde fronten
en stellingen, welke den Franschen een niet te kort oponthoud
van den tegenstander waarborgen.
760
Men zal zich herinneren, dat de Duitsche volksvertegenwoordiging eerst
te Laat een legeruitbreiding toestond Moltke Jr. vroeg drie legerkorpsen
aan, doch maakte hiervan overigens geen portefeuillekwestie.
Door menging van actieve en reserveformaties kon een totaal van 51
korpsen of „grosse Divisionen" gevormd worden, elk ter sterkte van 12
actieve en 8 reservebataljons, benevens, 90 stukken een oplossing, welke de
praktijk van den stellingooriog tenslotte als noodzaak naar voren moest brengen.