En dan treft hem de slag, die ineens dit leven omzet in '72
overlijdt, na een vierjarig huwelijk, zijn vrouw.
Vanaf dien dag verandert Schlieffen in een ernstige, in zichzelf
gekeerde, stille man, een eenzame, die slechts zeer weinigen toe
laat tot den intiemen kring van zijn leven en gedachten een werker,
die evenals Moltke zou worden tot een man ,,der Karte, des Zir-
kels, der Feder" om zoodoende in staat te zijn ,,aus dem Buche
der Vergangenheit heraus zu lesen, was da kommen wird und
kommen muss" (v. Freytag Loringhoven).
Een eenzame, sarcastisch, cynisch, een menschenverachter, maar
ook tevens een menschenkenner. En toch geen Farizeeër die dwaas
heid en jeugdigen overmoed bij anderen niet meer op prijs kan
stellen.
Het teekent hem, schrijft v. Freytag Loringhoven, dat, toen hij
eens tot zijn adjudant ten aanzien van een voorbijrijdenden staf
officier zeide, dat deze hem niet beviel en de adjudant vervolgens
een lofrede op de bekwaamheden van den voorbijrijdende hield,
Schlieffen de bekwaamheid erkende, maar daar dadelijk aan toe
voegde „der Mann ist mir zu brav".
„Diese seine Abneigung gegen Musterknaben entsprang dem Ge-
fühl, dass ein Sichaustoben zurn Vorrecht der Jugend gehore, und
dass, wenn diese davon Gebrauch mache, es eine Ausserung natür-
lichen Kraftgefiihls und ausgepragter Individualist sei, die dem
reinen Musterknaben gemeinhin abgehf (a.b.)".
In '76 keert hij voor de laatste maal terug naar den troep als
commandant van het Ie regiment gardeulanen. Ruim zeven jaar
behoudt hij dit commando en toont als zoodanig, dat de bij den
troep gaarne voorgestane stelling als zoude een stafofficier den
practischen troependienst toch nooit goed kunnen beheerscheu,
althans uit zijn werk niet bewezen kan worden.
In '84 keert hij terug naar den Grooten Generalen Staf, eerst
als hoofd van de 3e, daarna van de 2e afdeeling, later als Ober-
quartiermeister.
En den 7en Februari '91 wordt hij als Generalleutnant ter ver
vanging van graaf von Waldersee door den keizer tof hoofd van
den Generalen Staf benoemd de betrekking, die volgens Schlief
fen „vor vierzig Jahren noch nichts war, die aber seit dem 3en Juli
1866 die ehrenvollste der Welt ist".
Den len Januari 1906, als Generaloberst, maakt hij plaats voor
Moltke, den jongere den 4en Januari 1913, nog in het volle bezit
van zijn geestelijke vermogens, overlijdt hij na een kortstondige
ziekte, tachtig jaar oud.
Aldus, hoofdzakelijk in jaartallen, rangen en mutaties vervat,
een overzicht van Schlieffen's levensloop.
733