802
zige petroleumbedrijven van een vernietigingsinstallatie te voorzien, omdat
vernieling tijd kost, welke slechts kan worden gewonnen door den tegenstan
der op te houden door middel van wapengeweld. Bij gebreke aan een ver
dediging zou daarenboven het tijdstip van vernieling niet zijn vast te stellen.
Het verschijnen van een enkel schip zou reeds een bedreiging vormen,
terwijl ontijdige vernieling in dezen gelijk staat met een geweldig kapitaal
verlies, dat wellicht achterwege had kunnen blijven en ons bovendien zelf
onnoodig zou berooven van het gebruik der olie.
Bij de vaststelling van de sterkte van de troepen op Java be
schikbaar voor de verdediging van de vlootbasis en haar achterland mag men
niet a priori uitgaan van de praemisse dat alle op dat eiland beschikbare
troepen kunnen worden ingezet voor de bescherming van de vlootbasis, want
men zal ook rekening moeten houden met de eventueele noodzakelijkheid
om troepen te moeten achterlaten voor de handhaving van rust en orde.
B. DeZeemacht.
Het operatieve orgaan van d e v I o o t de zeegaande vloot
zal volgens punt 5 van de grondslagen (I.M. T. 1929 No. 10 blz. 940) be
staan uit ten minste: 2 kruisers, 8 torpedobootjagers tn 12 onderzeebooten.
Teneinde steeds daadwerkelijk over dit minimum te kunnen beschikken
zal een materieelreserve worden gevormd bestaande uit1 kruiser,
4 torpedobootjagers en 6 onderzeebooten. Van de in Indie aanwezige onder
zeebooten zullen er 2 tevens zijn ingericht voor het leggen van mijnen. De
in de organisatie van het operatieve orgaan van de vloot en van de mate
rieelreserve tot uiting komende verhouding 1:4:6 berust op tactische over
wegingen en op het feit, dat de onderzeeboot slechts een geringe snel
heid heeft vergeleken bij kruisers en jagers, zoodat men relatief een grooter
aantal van deze vaartuigen noodig heeft om op de gewenschte punten
niettegenstaande den noodzakelijken periodieken terugkeer naar de basis
een voldoend aantal eenheden aanwezig te kunnen houden. De waterver
plaatsing der jagers is op grond van de aan deze vaartuigen te stellen eischen
van bewapening, snelheid en wat vooral in onzen uitgestrekten archipel
van zoo groot belang is werkingssfeer, gekozen. Oorspronkelijk waren door
de vlootcommissie jagers van circa 1250 ton voorgesteld, maar het is noodig
gebleken deze waterverplaatsing te vergrooten (de in '26, '24 en '28 te
water gelaten jagers zijn van 1620 ton. S.).
De reden, dat overgegaan wordt tot een kleiner type kruiser dan de „Java"
is een economische. Een nog kleiner type zou een al te geringe gevechts-
waarde hebben, voor geen enkelen kruiser een bedreiging vormen, te geringe
pantsering moeten hebben en- de hoofdtaak door de te geringe snelheid
niet kunnen vervullen.
De hoofdtaak van de kruisers is steun der jagerservoor zorgen
dat deze niet behoeven te wijken zelfs voor enkele z.g. flottielgeleiders; het
versterken dus van het artilleristisch vermogen der vloot. Verder zal het
bezit van enkele kruisers een eventueelen belligerent nopen, om, wil hij wat
tegen ons ondernemen, niet met minderwaardig materieel te komen, dat hij
gemakkelijk missen kan.
De waarde van de onderzeeboot voor neutraliteitshandhaving
wordt in hoofdzaak bepaald door de beteekenis welke deze vaartuigen hebben
voor het scheppen van gevechtskracht. Aangezien in de onderzeeboot een
hoeveelheid gevechtskracht is belichaamd, welke met geen ander type vaartuig, bij
gelijke financieele offers, te verkrijgen zou zijn, is het alleszins logisch aan dit oor
logswapen een ruime plaats in de vlootorganisatie toe te kennen, nog afgezien
„Java": 7050 ton, 10 kns van 15 c.M. 30 mijlsvaart. Voorgestelde kruiser
5250 ton, 6 kns van 15 c.M. 32 mijlsvaart, breede-zij-vuur 6 kanons
van 15 c.M. tegen „Java" 7 kanons, en een pantser gelijk aan dat van
de „Java".