818 ervan (aantal batterijen dat er aan deelneemt en vuursnelheid) en de pro jectielsoort. De scheidsrechter doet dan zijn mededeelingen, wanneer het oogenblik daartoe is aangebroken, aan den commandant der onder vuur ge nomen troepen". Organisatie. The Field Artillery Journal. Maart-, April nummer 1930. „Reorgani zation of tractor-drawn artillerykapitein M. R. Cox. „De pas verschenen order van het departement van oorlog, waarbij een regiment houwitsers van 155 mm. (gemotoriseerd) wordt toegevoegd aan de artilleriebrigade (bij de infanterie-divisie) doet de belangstelling herleven in de 155. mm-houwitser-organisatie en brengt de artillerie-brigade weer op haar oorlogssamenstelling". „Onze ondervindingen met deze vuurmonden als korpsartillerie leiden tot de conclusie dat de uitrusting met motoren, als thans opgegeven, niet doelmatig is voor alle gevallen, om de verschillende terrein soorten te nemen, waarin, naar moet worden verwacht, de divisie-artillerie moet optreden. En zelsf al zou men de motoren-uitrusting, geheel vervangen- door een modernere, dan nog zou die uitrusting niet geheel bevredigend zijn". De schr. geeft aan op welke wijze verbeteringen in de organisatie kunnen worden aangebracht. Revue militaire suisse. No. 1. Januari 1930. Infanterie de l'avenir", kolonel Lecomte. Besproken wordt het boekje van kolonel Sonderegger „Infanterie-Angriff und strategische Operation"waarin o.a. wordt vastgesteld dat de strategische manoeuvre niet meer bestaat en dat de infanterie met haar huidige bewapening een min of meer georganiseerd front niet meer kan breken. Daarom ontwerpt de kolonel S. de volgende organisatie: de sectie bestaat uit 9 automatische geweren 3 mijnenwerpers. Behalve 3 dezer secties heeft de compagnie 9 geweermitrailleurs op 3-voet of lichte affuit, voor bestrijding van mitrailleurs in open opstellingen. Tegen gedekte mitrailleurs heeft het bataljon een compagnie zware mitrailleurs van 1216 stukken; een batterij van 6 80-mm. Stokes mortieren; voor tank en vliegtuigbestrijding een batterij van 4 automatische kanonnen van 20 mm. Bezwaren tegen deze organisatie worden geopperd ten aanzien van de opleiding commandovoering (vooral van het bataljon) en de munitie-aanvulling. The Army Quarterly. No. 1. April 1930. The organization of the modern infantry battalionluitenant kolonel A. B. Beauman. Schr. acht groote nadee- len aanwezig bij de indeeling van het bataljon in 3 compagnieën en 1 mi trailleur-compagnie, zoowel in a. ,,The attack", b. „The defence", c. „Night outposts" als in d. „Rearguards" nader ontwikkeld. „De tegenwoordige oor logssterkte van een infanterie-compagnie is grooter dan noodzakelijk of zelfs wenschelijk is in de omstandigheden van den modernen oorlog. In de toe komst zal hel gebruik van rook, van gepantserde vechtwagens, laag vliegende vliegtuigen en mogelijk ook van gas, waarschijnlijk meer intens worden. Elke van deze factoren maakt de controle over de infanterie in het gevecht moeilijker. We eischen daarom kleine, handzame compagnieën, gemakkelijk controleer baar en mede te manoeuvreeren door de commandanten. In plaats van 3 compagnieën van 160 man, zouden we kunnen hebben 4 compagnieën van 120 man". Strategie. Indisch Genootschap. „De strategische positie van Neder landsch-Indiè" Belangstellenden worden verwezen naar de lezing betreffende bovenstaand onderwerp, door den kapitein-luitenant van Reede, gehouden in de verga dering van 24 Januari 1930. Algemeen. Revue militaire suisse. No. 1. Januari en No. 2, Februari 1930. Voor belangstellenden wijzen we op. „Le IV concours hippique international de Qenève", beschreven door den kolonel Poudret.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 90