820 en ten slotte heeft de ervaring Rusland geleerd, dat het oorlogvoeren op een zoo ver verwijderd front, tegen een tegenstander als Japan, zeer weinig kans van slagen biedt." Eveneens in No. 2 van het bovengenoemde tijdschrift„Overzichft van den Dominion Status in verband met het Koninkrijk der Nederlanden"door Mr. J. H. Meijer. Uit het gegeven overzicht leidt de schr. de volgende desi'derata af met betrekking tot den verderen opbouw van het Koninkrijk der Nederlanden en de overzeesche gebiedsdeelen „1. dat grondwetten en rechtsregelen mogen rusten op werkelijk gevoelde behoefte 2. dat, indien men de British Commonwealth of Nations wil volgen, men zorge voor een zeer deugdelijk vóóroverleg en samenwerking tusschen alle staatsdeelen, uitgaande van een uit gemachtigden van alle deelen samengesteld centraal orgaan, opdat vermeden wordt, dat de afzonderlijke staatsdeelen tegenover Volkenbond en VFeemde natiën met elkaar strijdige belangen voorstaan 3. dat samenwerking de grondslag moge zijn voor de omgrenzing van het begrip „inwendige aangelegenheden" 4. dat voor Nederlandsch-Indië gestreefd worde naar een krachtig centraal gezag, ook i'ndien tot den federatieven vorm mocht worden besloten 5. dat versterkt wordt de band tusschen de Inlandsche Zelfbestuurders en de Kroon en aan eerstgenoemden meer invloed gegeven wordt op het algemeen bestuur i'n Nederlandsch-Indië 6. dat men niet opzie tegen eenen regeeringsvorm, die afwijkt van het parlementaire stelsel en men Uostersche gedachtegang eerbiedige bij de schepping of handhaving van Oostersche publiek-rechterlijke lichamen". Ten slotte uit dit nummer nog een artikel: „Is het lidmaatschap van de S. D. A. P. te vereenigen met de functie van ambtenaar bij het B. B. in Neder landsch-Indië?" door D. de Vries, waaruit we het volgende aanhalen: „De Ambt. B.B., lid van de S.D.A.P., zijn begi'nselen getrouw blijvende, zal ook bij de uitvoering van een maatregel geri'cht tegen een politieke partij ter bewaring van rust en orde, steeds voor den geest staan ik ben een aanhanger van de leus „los van Holland" en dien mede te werken tot bereiking van dit doel langs den snelsten weg. De Regeering houde er rekening mee dat ieder ambtenaar B.B. lid van de S.D.A.P., wanneer zich daartoe de gelegenheid voordoet, op gelijke wijze krachtens de beginselen van zijn partij zal behooren op te treden. En dat die ambtenaar overtuigd is dat de huidige regeeringsvorm nog steeds gericht is, gelijk Stokvis op het congres onder applaus uitriep, op uitbuiting der gekleurde volken". De Militaire Spectator. No. 4 April 1930. „De diplomatieke conferentie van 1929 voor de herziening (o. a.) van de Conventie van Genève van 1906 (Trac- taat tot verbetering van het lot der gewonden en zieken bij de legers te velde)", N. Schrijver, oud-Inspecteur van den geneeskundigen dienst in "Nederland. „Het verdrag van 1906 achtte het noodig, dat indien het geneeskundig personeel niet gewapend is, (dit is in verschillende landen inderdaad het geval) en de formaties of inrichting door een gewapend piket worden be waakt, dit piket op dezelfde wijze behandeld zoude worden als het gewa pende geneeskundig personeel, omdat zij dezelfde rol spelen en had hun dezelfde immuniteit verzekerd, die het geneeskundig personeel beschermt. De conventie van 1929 heeft in artikel 9 (bescherming van het personeel) het bewakingspersoneel niet meer vermeld. Volgens de nieuwe conventie wordt het bewakingspersoneel krijgsgevangen". De nieuwe conventie (van 27 Juli 1929) bevat 39 artikelen en is geteekend door 33 staten. Ratificatie is, voor zoover den schrijver bekend, nog door geen enkelen staat geschied. U.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 92