918 2. De mijnenwerper is infanteriewapen, dus moet hij steedsook in ver band met de geringe drachten bij de infanterie blijven, hij moet vóóraan zijn, vóóraan werken en moet in het belang van groote beweeglijkheid, zoo lang mogelijk van bespanningen en rijpaarden partij trekken. 3. Nauwste verbinding moet behouden blijven met de infanterie, zware mitrailleurs, infanteriegeschut en artillerie. Iedere dekking bv. ook kunst matige nevel moet worden uitgebuit, om zoo ver mogelijk naar voren, eerst tot dragen over te gaan. Steeds moet de sectie-commandant erop bedacht zijn, betreffende den inzet voorstellen te doen. 4. Daartoe hoort: te juister tijd uit de goede vuurstelling, met de juiste vuurwijze en het minste munitieverbruik te vechten. Dat te rechter tijd vóór aan zijn voorkomt vaak stellingverandering, welke altijd de gevechtskracht vermindert. 5. Steeds moet de mijnenwerper er naar streven verrassend op te treden, zijn hoofdvuursoort is de vuuroverval; zijn kracht: te juister tijd verdwijnen, om niet verwacht op een andere plaats onverzwakt weer op te treden". Mil. Wochenblatt. No. 42. Mei 1930. „Die Feuertcitigkeit der Schiit zengruppe". „In vredestijd is het eenvoudig, de stootkracht onverzwakt tot bij den tegenstander te brengen. Alle invloeden, welke zich in den oorlog doen gelden, kunnen in vredestijd slechts zeer moeilijk worden nagebootst. Bij de stootkracht zit het streven voor niet alleen onverzwakt, doch ook zoo snel mogelijk bij den tegenstander te zijn; wanneer ze niet gedwongen wordt, zal het niet bij haar opkomen het vuur te openen". „Dat het vooruitkomen van de geweergroep in den oorlog inderdaad niet zoo eenvoudig zal zijn, blijkt wel als men bedenkt in welke verhouding onze uitrusting met zware wapens staat tot die van onzen mogelijken tegenstander; het zal zeer moeilijk zijn, ook slechts op enkele plaatsen, overwicht te verkrijgen". Uit No. 43 (Mei 1930) halen we nog het volgende van dit artikel aan „Misschien is de oorlogservaring aldus samen te vattenZoolang het doel van het vuren in aanval en in verdediging nog door andere wapens volledig te bereiken is, zwijgen de geweren; blijven of ontstaan gaten in het net van vuur of zijn de mazen te wijd, en wordt daardoor het doel van het vuur in gevaar gebracht, dan worden die gaten of die mazen gesloten of verkleind door de geweren". Mil. Wochenblatt. No. 42 Mei 1930. Luftüberlegenheitluitenant von Wedel. „Uit de weinige voorbeelden blijkt, dat overwicht in de lucht slechts tijdelijk en slechts over begrensde ruimten bevochten kan worden. De algemeene uitdrukking „rood heeft overwicht in de lucht" eigent zich er dientengevolge niet voor, om bij de bewerking van tactische vraagstukken een basis voor de phantasie van den bewerker te geven". Militaire Spectator. No. 5. Mei 1930. „Het gebruik van 6 veld"kapitein Jhr. D. W. Sickinghe. „6 veld is georganiseerd in batterij-verband van 4 vuur monden, organiek ingedeeld bij het regiment infanterie, waarmede het een ondeelbaar geheel vormt. Telefoonlijnen van ten hoogste 500 meter tusschen den commandant van het onderdeel, waarbij 6 veld wordt ingedeeld en den commandant van 6 veld; dus snelle vuuropening van 6 veld en onmiddellijke bestrijding van pantser- en vechtwagens. Door vooruitgeschoven en telefonisch verbonden waarnemers, zal het contact worden verzekerd. 6 veld volgt zoo mogelijk de bewegingen van de infanterie op den voet, waarbij dus recht- streeksch verband met den commandant van de infanterie bestaat". Mil. Wochenblatt. Nos. 43 en 44. Mei 1930. Naar aanleiding van het artikel van Fuller: „The problem of the last eight hundred yards" in Infan try Journal No. 2 (zie l.M.T. blz. 718) vraagt schr.Was ist Stoszkraft en geeft beschouwingen over het optreden van de stootkracht in de oorlogen van de laatste eeuw. „Wat is stootkracht? Ligt ze nog in de bajonetten, de geweren van onze infanterie, ja in onze mitrailleurs en kanonnen Laat ze zich nog met menschen- en paardebeenen voldoende snel verplaatsen? Zijn we zelf, ook slechts bij onze theoretische beschouwingen over „ideale moder ne legers" op den juisten weg? Gerechtvaardigde vragen, zoolang men de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 104