Moet deze offensieve gedachte nu van huis uit in een offensief worden omgezet of eerst op het voor dat offensief gunstige oogenblik Bij het beantwoorden van deze vraag kwam men tot het ge- reedstellen voor den aanval, waarbij vooral Langlois en Mordacq erop wezen, dat men zich dan ook vertrouwd moest maken met de mogelijkheid, dat de Franschen in de inleidende gevechten konden worden teruggedrongen. De beslissing diende men echter uit te stellen totdat de Engelschen en de uit N. Afrika over te voeren troepen aanwezig zouden zijnmen koos dus een centrale opstelling en op het geheele front een voorloopig defensief. Bonnal zou den Franschen opperbevelhebber opdracht willen geven „prendre une offensive endiablée au moment opportun et avec de grandes forces". Mordacq geeft aan hoe de Duitschers zullen trachten den Franschen linkervleugel te omvatten zonder manoeuvre „la poussée brutale devant soi sans tenir la moindre compte des mouvements de l'adversaire''. Hij keurt dezen strategischen opzet onvoorwaardelijk af: de Duitschers met hun idéé précon?ue geven hun troepen uit de hand Hij wenscht tusschen de verschillende Fransche legers behoor lijke operatieve tusschenruimten, welke de „manoeuvre" veroor loven en welke mogelijk zijn in verband met het spoorwegnet. Bonnal wijst erop hoe men bij het streven naar deze bataille manoeuvre tijdig de juiste gegevens omtrent den vijand dient te bezitten zonder dat achtte hij alles verloren. Hij vertrouwde echter voor het tijdige verkrijgen van die noodige berichten op den vliegdienst. In 1911 ontwerpt Michel, vice-président van den Conseil supérieure de la guerre, zijn operatieplan. Hij betoogde dat Duitschland zonder eenigen twijfel door België zou aanvallendat de omvattende beweging niet beperkt zou blijven tot het deel van België O. van de Maas en Z. van de Sambre, maar zich tot Brussel en Antwerpen zou uitstrekken. Voorts nam hij aan, dat de Duitschers niet alleen hun 21 actieve korpsen zouden gebruiken, maar eveneens het grootste deel der 21 reservekorpsen, welke zij voornemens waren bij mobilisatie te vormenvandaar dat hij dan ook meende aan een wijdere omtrekking door België met het grootste deel der 42 beschikbare korpsen te mogen gelooven. Michel drong er daarom op aan, dat de Franschen eveneens van den beginne af een groot deel van hun reserves zouden f o r m e e r e n hij wenschte naast iedere actieve formatie haar reserveformatie beide onderdeden zouden dan tezamen te velde trekken onder den officier, die in vredestijd aan het hoofd der actieve formatie stond. 836

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 16