Maar hij vergeet, of hij voelt niet, dat hij nu reeds, in 1912 en dus vóór den oorlog, zich bereid verklaart om onder bepaalde omstandigheden den wil van den tegenstander te o n- dergaan, in tegenstelling met Schlieffen, die vóór alles zijn eigen operatieve gedachte wil doorzetten. En in geest én in uitvoering is op dat oogenblik het plan van Schlieffen reeds verwaterd. Aan de Oostgrens waren inmiddels de omstandigheden ver anderd. Rusland was sterker geworden, de mobilisatie aan de Rus sische Westgrens kon vlugger verloopen, terwijl bovendien in Rusland een stemming tegen Duitschland was ontstaan„der Weg nach Konstantinopel führt über Berlin". Daarbij kwam dat de keizer en het Oost Pruisische jonkerdom zich niet wilden vereenigen met een ook slechts tijdelijke ont ruiming van Oost Pruissen (men denke in dit verband aan de politieke en andere invloeden, welke zich deden gevoelen na het besluit van v. Prittwitz om terug te gaan tot achter den Weichsel zie artikel „Tannenberg"). Voorts was men in die kringen bevreesd, dat een sakrifizieren van het land beoosten den Weichsel de Russen vermoedelijk dadelijk op Posen en bovendien met sterkere krachten tegen den eenigen bondgenoot, Oostenrijk-Hongarije, zou brengen, op welken bondgenoot de prijsgave van die landstreek uit een oog punt van moreel ongetwijfeld een invloed ten kwade zou uit oefenen. Hoewel het plan Schlieffen, naar Moltke's klaarblijkelijke overtuiging, onjuist is, voelt hij zich echter niet gerechtigd of niet in staat de eigen gedachte, de eigen inzichten in een eigen ontwerp neer te leggen. Maar hij voelt zich wel gerechtigd en blijkbaar ook wel in staat veranderingen aan te brengen. En voor die veranderingen reikt hij voor alles naar den rech tervleugel, om daaraan de troepen te ontnemen, welke hij noodig acht in den Elzas en zelfs in het centrum, dat Schlieffen juist van huis uit zoo zwak mogelijk gehouden had. Schets 111 geeft, in vergelijking met s c h e t s II duidelijk en overzichtelijk die veranderingen aan. De verhouding in getalsterkte tusschen rechter- en linker vleugel, welke Schlieffen als 7:1 had bepaald, wordt zoodoende teruggebracht op 4 1. Ook het beginsel om 3 legergroepen te vormen, wordt los gelaten 823 Zie I.M .T. no. 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 3