De batterij echter wordt in de richting gebracht op het punt P.
Aannemende dat er geschoten wordt met een waarnemingshoek
liefst grooter dan 300 °/00, dan valt de eerste laag vrijwel nooit
in de waarnemingslijn; in den regel valt zij rechts of links
daarvan. Dit rechts of links vallen der schoten ontstaat door
verschil in de bepaalde topografische en artilleristische afstand en
(of) door een fout in de zijdelingsche richting, die de batterij
gemaakt heeft, ten opzichte van het punt P ten opzichte van het
doel geeft deze laag ons geen aanwijzing (tenzij het terrein ons het
de behulpzame hand biedt).
Anders wordt het wanneer zich de waarnemer hooger (lager) dan
het doel bevindt en de waarnemingslijn niet meer horizontaal loopt,
maar een belangrijke hoek met hare horizontale projectie maakt,
het punt P ligt nu niet meer i n de waarnemingslijn maar er o nd er
of er boven (zie fig. 2)
figuur 2.
Horizontale vlak.
871