P en D liggen nu in de horizontale projectie AB van de waar- nemingslijn WD. De waarnemingslijn, die loopt van het snijpunt der kruisdraden van het waarnemingsinstrument van den vuurleider naar het doel (D), loopt voorbij het doel den grond in. Alle punten, die in de lijn AB verder liggen dan het doel, liggen schijnbaar hooger, alle punten, die dichterbij liggen dan het doel, liggen schijnbaar lager. In werkelijkheid liggen zij op dezelfde hoogte. Een foutieve zijdelingsche richting der batterij uit zich in dit geval ook in springhoogte. De springhoogte die we opmeten, ook al valt een schot voor den vuurleider gezien, in de richting, is alleen juist, indien het rooivlak door het doel gaat. Dat er, als dit niet het geval is, aanmerkelijke fouten gemaakt kunnen worden en de vuurleider voor groote moeilijkheden zal komen te staan, wil ik met hetgeen hieronder volgt aantoonen, tevens heb ik getracht een methode uit te denken om zich op een eenvoudige wijze aan deze moeilijkheden te onttrekken. fig. 3. In fig. 3 is verondersteld, dat de waarnemer links v/d batterij en hooger staat dan het doelde lijn WD is de waarnemingslijn, 872

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 54