schoten in de waarnemingslijn te brengen. Men mag aannemen,
dat de zijdelingsche richting niet zoo foutief is, dat na deze
correcties de springpunten nog belangrijk onder of boven de niet-
horizontale waarnemingslijn zouden vallen.
Deze hiervoren bedoelde minlaag, kan bij een foutieve zijde
lingsche richting, een geheel verkeerd beeld geven
van den toestand.
Het zij ons vergund een en ander met een voorbeeld toe te lich
ten. Als punt van uitgang is genomen, dat de batterij 40 °/00 rechts
van het doel gericht staat (oorzaak der fout buiten beschouwing
gelaten). Verdere gegevens S 3; W 2a 400°/00t 0
fi 100 °/00 1 °/00 Sh 3,5 °/00 rechts Ca 5 M.Cz. 0,8.
Door de zijdelingsche fout der batterij neemt de vuurleider
40 y s
een foutieve SH waar van: sin a 10 X 1.4 14°/00
Aannemende dat de eerste laag met verhoogde richtlijnen, een
ware springhoogte heeft van 0 °/00, en, voor den vuurleider ge
zien, in de richting valt, dan neemt deze waar: Richting SH
14 °/oo (boven de verhoogde kijkerlijn).
De conclusies die de vuurleider trekt zijn de volgende Een
SH van+14°/00 had moeten liggen 14 X 3,5 °/00 49 °/oü rechts,
ik nam hem waar in de richting, dus ligt mijn baan ^9 °/00 te
veel naar links. Er kan nu op drieërlei wijze hierop gereageerd
worden
le. Voor de geheele zijdelingsche afwijking met afstand corri-
geeren, dus 49 X 5 M. 250 M. terug in afstand, bovendien
tempeering verlengen, bijv. een regelaarcorrectie van 9 minder,
om een SH van 0 a 1 te krijgen. Daar echter de ware SH 0
was, is het resultaat van deze tempeering, dat het springpunt
den grond ingaat zonder dat een voorwaartsche verplaatsing in
de baan plaats vindt. Het gevolg is derhalve dat de volgende
laag (na terugname der tijdelijke terreinhoekvermeerdering) on
geveer 250 M. te kort (=±50 °/00 rechts) valt, aanslagen geeft
en groote kans biedt niet waargenomen te worden.
2e. De vuurleider, gegevens hebbende omtrent den brandtijd
der buizen uit vorige vuren, wantrouwt zijn terreinhoek, geeft
een terreinhoekvermindering van bijv. 10 °/00. Het resultaat is
echter niet, dat zijn springpunt loodrecht naar beneden gaat, maar
daar dit laatste in den grond verdwijnt, (ware springhoogte was
0) gaat ook hier het eindpunt der baan 250 M. terug, worden
aanslagen verkregen, welke zeer waarschijnlijk niet waargenomen
worden.
3e. Gedeeltelijk zijdelings wijzigen en gedeeltelijk voor den
afstand. Bijv.: Een afstandsvermindering v n 100M., (20X5) en
dan een zijdelingsche correctie van 29 X Cz. 29 X 0.8 23 °/00
en wel 23 °/00 minder, waardoor de batterij nog verder zijdelings
877