Dit zou nu overeenkomen met een fout in de zijdelingsche richting van 16 X 4 64 °/00. De vuurleider begrijpt wel dat zijn eerste richting niet zooveel foutief zal zijn geweest, en dit ver schil in SH. ontstaan is door een combinatie van een terrein- hoekfout en een fout in de zijdelingsche richting. Hij besluit nu om voor beiden voor de helft te corrigeeren, zijdelings dus een correctie van 8X4 32 °/u0 meer, de rest is terreinhoekfout dus terreinhoek 8 minder. De terreinhoekvermeerdering om de springpunten voor den O. C. zichtbaar te maken wordt eveneens teruggenomen, een totaal correctie van: th. 23 minder (15 8). Uit de door den O. C. opgemeten SH blijkt dat de sasringen te langzaam branden, hiervoor een correctie van regelaar 4 meer. De afstandscorrectie wordt nu als volgt berekend Batterij 32 meer komt overeen met 320 M. Regelaar 4 meer geeft een afstandscorr. van 100 M. Beide lagen gem. 8 °/00 rechts, geeft een afstandscorr. van 72 M. Totaal dus 150 M. terug. De volgende laag echter zal, doordat de th geen 8 fout is maar 5 °/00, terwijl toch een terreinhoekvermindering van 8 °/oo is gecommandeerd, in den grond verdwijnen, aanslagen geven en ongeveer 8 °/00 rechts vallen. De vuurleider kan uit deze laag concludeeren dat zijn th correctie te groot is geweest en hij daardoor nog rechts moet liggen. b. Bij gebruik van W. VI. 2. Hierbij geeft het opmeten der SH door den vuurleider geen moeilijkheden, bij een in W. VI. 2 gestelden kijker wordt direct de goede SH. opgemeten, deze behoeft niet meer vermeerderd of verminderd te worden voor het rechts of links vallen der schoten ten opzichte van de waarnemingslijn. Voorgaande methode is natuurlijk niet altijd toe te passen zij is afhankelijk van de waarde der breuk S1" bij een kleine P a (W. VI. 1) zal zij zich dus veel eerder voordoen dan bij een groote a (W. VI. 2). Grenzen voor a en zijn niet te geven, wel sin a indien -grooter wordt dan 9 zal men al heel voorzichtig moeten wezen met de toepassing, daar een fout van 1 °/00 in het opmeten der SH reeds overeenkomt met een zijdelingsche afwijking van bijv. 10 °/oo- Een en ander moet echter overgelaten worden aan het inzicht van den vuurleider, m. i. is een grens van 9 °/00 wel aan te nemen, tenzij de afwijking bijzonder groot is, maar dan toch voorzichtig zijn met de toepassing. 881

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 63