In de eerste plaats is de daling na 1915 veel te plotseling en
te sterk dan dat zulks alleen het gevolg zou kunnen zijn van de
betere hygiënische toestanden in het leger. Zulke dingen gaan
niet zoo plotseling. Te meer niet, daar in 1915 geen bijzondere
maatregelen zijn getroffen. Verder is in dit verband vermeldens
waard de waarneming van Abel in 1920, welke in 1929 door
Sieveking en Knorr nader werd uitgewerkt.
In het kort komt deze op het volgende neer:
Vóór den Wereldoorlog, dus vóór de typhusvaccinatie was in
de leeftijdsgroep van 20-50 jaar de morbiditeit aan typhus voor
mannen hooger dan voor vrouwen.
In 1919, dus vlak na den oorlog brak er in Pforzheim een
typhusepidemie door besmet leidingwater uit, welke duizenden
slachtoffers maakte. Vrijwel alle mannen waren tijdens den oorlog
tegen typhus gevaccineerd. Het bleek nu, dat het aantal vrouwen
dat typhus kreeg, veel en veel grooter was, dan het aantal man
nen. Zoo was het ziektecijfer in de groep van 19-24 jaar voor
de vrouwen 87.5 °/0 terwijl dit voor de mannen slechts 25 9%
bedroeg. Bij een analoge typhusepidemie in Hannover in het
jaar 1926, dus 8 jaar na de laatste typhusvaccinatie bij de
mannen, was nog zeer duidelijk de gunstige invloed der vacci
natie in de frequentie merkbaar.
De eerst genoemde epidemie toont dus duidelijk aan, dat de
beschuttende werking der vaccinatie, hoewel niet absoluut, zeer
zeker niet gering is, terwijl bij de laatste epidemie een beschut
ting door de vaccinatie, zelfs nog 8 jaar na de laatste vaccinatie,
niet te ontkennen valt.
Ik stel me geenszins voor dat het aantal weigeraars nu direct
na lezing van deze naar ik meen overtuigende bewijzen, tot nul
zal dalen. Reeds veel vaker is door collegas op de noodzakelijk
heid der vaccinatie gewezen, en helaas heeft de ervaring geleerd,
dal ondanks de meest klemmende betoogen er altijd menschen
overblijven, die de vaccinatie weigeren.
Hoe interessant dit ook zou zijn, wil ik op de psychologie
van deze zaak niet verder ingaan, maar me beperken tot de
mededeeling dat weigeraars vrijwel alleen onder de officieren
en Europeesche onderofficieren voorkomen.
Hiermee in overeenstemming, is ook bij dezen het aantal typhus-
gevallen verreweg het grootst.
Is in vredestijd het onvoldoende gevaccineerd zijn der Europeesche
officieren en onderofficieren niet wenschelijk, zeer bedenkelijk
kan zulks worden in tijden van oorlog, wanneer uit den aard
der zaak de hygiënische verhoudingen veel minder gunstig zijn.
Het aantal slachtoffers dat de typhus eischte in het begin van
den Wereldoorlog, speciaal van de Fransche troepen, was enorm
en kon hieraan eerst na krachtig doorgevoerde massa-entingen
paal en perk worden gesteld.
886