5. IS EEN WIJZIGING VAN DEN VERBINTENISSTAAT DER
INHEEMSCHE MILITAIREN (RECRUTEN) NOODZAKELIJK i)
door
L. C. VAN BERG.
Kapitein der Infanterie.
Waar de moderne oorlog zulke zeer hooge eischen stelt aan den
soldaat in het algemeen en aan den infanterist in het bijzonder,
rijst de vraag, of de doorsnee fuselier voldoet aan de aan een veld-
soldaat te stellen minimum eischen en zoo neen, wat gedaan kan
worden om het peil dier categorie militairen te verhoogen.
Voor en aleer tot de behandeling hiervan over te gaan, wil ik
trachten een beeld te geven van de mate van intellect bij de
recruten mijner compagnie. Uiteraard kan geen positief oordeel
worden geveld over de gevechtswaarde dier jonge soldaten, aan
gezien dit voornamelijk tot uiting komt in de voortgezette opleiding.
Waar de soldaat, die slechts letterlijk de bevelen en orders
opvolgt zonder den geest daarvan te begrijpen, geheel onmachtig
is wanneer hij zelfstandig zal moeten handelen dus zijn hersens
moet kunnen gebruiken zal hij ook onvoorwaardelijk het onder
spit moeten delven tegen een gelijk bewapenden, doch intelligenter
tegenstander.
Dit als basis aannemende kan in den recrutentijd reeds globaal
tijdens de voortgezette opleiding meer bepaald geconsta
teerd worden, welke militairen naar alle waarschijnlijkheid wel
en welke niet zullen voldoen aan de te stellen minimum eischen
voor veldsoldaat.
Bij de 131 recruten mijner compagniewaarvan kortelings
42 als afgericht voor plaatsing bij een veldbataljon zijn voorge
dragenkan de volgende verdeeling gemaakt worden. (De
overige 89 recruten zijn ruim 6 maanden in dienst).
a. Zeer goed 0
b. Goed 11
c. Ruim voldoende 13
d. Voldoende 19
e. Even voldoende 49
Achterlijk 8
888
De redactie vestigt in dit verband de aandacht op de studieBijdrage
tot het keuringsvraagstuk door Dr. A. Kitz van Heijningen (1. K. V. No. 76)-