worden, zou het Gouvernement met deze wijze van afvloeiing fi nancieel getroffen worden, immers zooals de toestand nu is, ont vangt de recruut bij zijn indiensttreding een premie van f 75. voor 6 jaren dienst, terwijl de kans bestaat, dat hij slechts twee jaar in dienst blijft, waarvoor hij dus feitelijk slechts f 25.premie moest ontvangen; een verlies dus per man van f 50—. Dit verlies ware te ondervangen door bij indiensttreding den recruut een premie te geven van f 25.- (dus voor 2 jaar), terwijl bij gebleken geschiktheid na twee jaar de resteerende premie van f 50.alsnog aan hem uitbetaald worde. Resuimeerende dienen de Javaansche jongelingen zich dus te verbinden voor zes jaren voor den militairen dienst, terwijl het den Legercommandant vrij staat om hen binnen twee jaren (in ver band met het bovenvermelde) uit den militairen dienst te ontslaan. Begin-premie f 25.terwijl na twee jaren alsnog f 50.premie te goed gedaan worde. Uiteraard kunnen door mij geen gegevens verstrekt worden voor de kwaliteit der overige inheemsche landaarden. Het wil mij echter voorkomen, dat er geen overwegende bezwaren zullen bestaan, dat, mocht het bovenstaande inderdaad voor de werving der Ja vaansche recruten bepaald worden, de bewuste clausule ook in de verbintenisstaten der overige inheemsche landaarden opgenomen worde. In verband met het bovenstaande zouden dus tarief No. 13 en de Cies. Instr. terzake wijziging behoeven. Willem I, den llen Juni 1930. 890

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 72