Bij een brug met drijvende ondersteuningen, die eenigen tijd achtereen gebruikt moet worden, hetgeen voor een drumvlotbrug is te verwachten, moet er op gerekend worden, dat de brug een wijziging van den waterstand kan volgen zonder dat telkens bijregeling noodig is en zonder dat er kans bestaat op breuk of ovei belasting van een constructiedeel. De drumvlotbrug is daarom zoodanig samengesteld, dat bij rijzen of dalen van den waterstand de eindvakken, oevervak ken genoemd, als een soort scharnierende klappen of opritten dienst doen, zoodat een verschil in waterniveau van maximum 90 c.M. mag voorkomen. Deze scharnierende werking van de oevervakken wordt ver kregen door een kleine afwijking voor het eerste vlot, oever- vlot genoemd, van de normale vlotconstructie. Een drumvlotbrug wordt gevormd door aan eiken oever 1 oevervak, en 1 overgangsvak en daartusschen de noo- dige stroomvakken. Alle vakken zijn 5 M. lang. De ondersteuningen van het rijdek worden gevormd aan eiken oever dooréén landhoofd en een oevervlot en daar tusschen de noodige stroomvlotten, welke ondersteuningen dus steeds op 5 M onderlingen afstand liggen. De vlotten worden normaal op hun juiste plaats in de brug gehouden elk dooréén anker. Slechts wanneer het gebruik van ankers niet mogelijk is wordt op eenigen afstand bovenstrooms van de brug over de rivier een sterke kabel, ankerkabel, gespannen waaraan elk vlot door middel van een ankerreep wordt afgehangen. De aanvoer van het materiaal geschiedt tot nabij de plaats waar de brug moet worden geslagen, terwijl de aan de eigenlijke brugslag voorafgaande voorbereidende werkzaamheden als b. v. het maken van afritten, spannen van een ankerkabel enz. enz. hier niet nader in beschouwing zullen worden genomen. Voor den eigenlijken brugslag wordt het beschikbare personeel verdeeld in vier groepen, wier werkzaamheden van elkaar ver schillen, doch die in nauw contact moeten samenwerken om de brugslag snel te doen plaats hebben. Deze geroepen zijn le de d r u m v 1 o t p 1 o e g, welke tot taak heeft het in één zetten en te water laten van de vlotten. 2e. de invaarploeg, die de gereed zijnde vlotten naar hun plaats in de brug vaart. 3e. d e b r u g de k p 1 o e g, die de ingevaren vlotten onderling door het brugdek koppelt en de brug verder voor het gebruik gereed maakt. 4e. de m a t e r i a a 1 p 1 o e g, die de drumvlotploeg en de brugdekploeg het materiaal aanvoert, dat deze ploegen noodig hebben. Elke ploeg heeft een afzonderlijken commandant (een man kader) terwijl het geheel staat onder commando van den alge meen brugcommandant (een officier). 898

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 80