Die grondgedachte werd zoodoende te grootsch van conceptie
voor „ordinaren Generalen", zooals von Moltke en von Tappen.
Schlieffen zag in Königgratz, in Sedan en Metz geen „methode
voor het behalen van overwinningen'' zij gaven hem alleen
die aanwijzingen, welke hij nuttig en behartenswaard oordeelde
voor de conceptie van het eigen toekomstplan.
En als hij, kort voor zijn dood, in zijn koortsfantaisieën nog
maals in enkele woorden waarschuwend samenvat dat, waarop
zijn gansche levenswerk werd ingesteld „mache mir den Rech
ten stark I", dan voorvoelt hij intuitief dat juist in deze geniale
„Aushilfe" de steen des aanstoots gereed ligt voor den „ordina
ren General" die immers onder dezen keizer den veldheer zal
vervangen.
Onder de tegenstanders van Schlieffen heeft, méér nog dan de
onlangs overleden professor Hans Delbrück, vooral de aandacht
getrokken de eveneens onlangs overleden von Bernhardi (Vom
heutigen Kriege).
Het werk verscheen in 1912. Schlieffen zelf kon er vermoedelijk
niet meer uitvoerig op antwoorden.
In dit werk stelt zich, kort voor den oorlog, een schrijver, die
tot ver over de grenzen van Duitschland gezag had, lijnrecht
tegenover de Schlieffensche opvattingen.
Twee theoretici derhalve, twee denkers, die beiden zich den
toekomstoorlog trachten voor te stellen maar dan in de realiteit:
Frankrijk tegenover Duitschland die beiden hun denkbeelden
ingang trachten te doen vinden in het Duitsche leger.
Hoe zag Schlieffen den veldheer tijdens den modernen slag?
„De veldheer bevindt zich verder achterwaarts in een huis
met ruime werkkamers, waar draad- en draadlooze telegrafie,
telefoon e. d. bij de hand zijn, waar een menigte automobielen
en motorrijwielen, uitgerust voor de verste tochten, op bevelen
wachten.
Dort auf einem bequemen Stuhle an einem breiten Tisch hat
der moderne Alexander auf einer Karte das gesamte Schlachtfeld
vor zich, von dort telephoniert er ztindende Worte, und dort
empfangt er die Meldungen der Armee- und Korpsführer, der
Fesselballone und der lenkbaren Luftschiffe, welche die ganze
Linie entlang die Bewegungen des Feindes beobachten".
Von Bernhardi ziet den veldheer, den aanvoerder in een geheel
andere belichting.
Hij vindt in de Schlieffensche opvatting een beperking van het
persoonlijke element in de oorlogvoering, hij twijfelt aan die
getelefoneerde „zündende Worte" (men vergelijke hier met het
ongetwijfeld klassieke bevel van Joffre, waarmee hij den Marneslag
inzet en het Fransche leger electriseert
Dat er een achterwaarts gelegen, centrale plaats voor de lei
ding isgoed
828