904
7. TANNENBERG.
In de 8e, 12e, 5e en 6e afleveringen van de jaargangen 1929 en 1930 van
dit tijdschrift behandelen de Kapiteins Du Croo en Mantel den hoogst
belangrijken slag bij Tannenberg, welke wel als een van de merkwaardigste
en succesvolste operatiën uit den wereldoorlog kan worden aangemerkt.
Aan het slot van hunne belangwekkende beschouwingen komen de schrijvers
tot een verschilpunt, nl. waar het betreft of de nieuw opgetreden leiders van
het 8e Leger (de generaals Von Hindenburg en Von Ludendorff) dan welde
ontheven legerleiders (de generaals Von Prittwitz en Graf Waldersee) den
grondslag hebben gelegd voor den slag bij Tannenbergwelke vraag door
kapitein Mantei ten gunste van eerstgenoemden en door kapitein Du Croo
in dat van laatstgenoemden wordt uitgelegd.
Het is en blijft zeer moeilijk, om uit het in de talrijke bronnen vermelde
ten slotte met zekerheid vast te stellen, wie bij de voornaamste beslissingen
de leidende figuren moeten zijn geweest; al ben ik persoonlijk geneigd mij
aan de zijde van den Heer Du Croo te scharen. Maar boven alles is waar
wat Generaal Hofmaan schrijft: „Tannenberg ist nicht das Werk eines einzel-
„nen Mannes. Es ist das Ergebnis der ausgezeichneten Schulung und Erzie-
„hung unserer Führer und der unvergleichlichen Leistungen des deutschen
„Soldaten."
Hoe dit ook zij, ik acht Gumbinnen-Tannenberg uit een oogpunt van leger
en gevechtsleiding van zoo groote waarde, dat ik er goed mee meen te
doen den lezers in kennis te stellen met eenige hoogst interessante artikelen
van den Oud-lsten Lord van de Admiraliteit en Minister van Oorlog Win
ston Churchilluit deze artikelen blijkt dan tevens dat ook hij niet Luden-
dorf als de man van Tannenberg beschouwt, maar Hoffmann voor wat betreft
de legerleiding, en von Francois als de tactische leider van een der belang
rijkste gevechtsgroepen.
Churchill die als Hoog Regeeringspersoon in de oorlogsjaren ongetwijfeld
van veel op de hoogte kan zijn, van wat ons gewonen stervelingen onbekend
moet blijven, en die bovendien kan beschikken over de inlichtingen van den
Britschen atiaché, den generaal Knox, die bij Samsonow's legerstaf was inge
deeld, heeft in de Neue Freie Presse van 25 Mei, 29 Mei en 1 Juni 1930 een
drietal artikelen geschreven, welke n. m. m. klare en duidelijke taal spreken.
Vermits de meeste lezers de genoemde Weensche krant wel moeilijk in han
den zullen kunnen krijgen, laat ik hier eene vertaling van de artikelen volgen,
overigens zonder verder commentaar:
I. HOE TANNENBERG ONTSTOND. DE BESLISSENDE FOUT VAN HET
RUSSISCHE LEGER.
Wie zich het verloop van den Slag bij Gumbinnen in Augustus 1914 aan
het Russische front kan herinneren, wie het tijdstip en de omstandigheden
van Ludendorff's benoeming kent, en weet, welke bevelen hij gaf, niet gaf, of
reeds gegeven vond, kan zich de legende verklaren, welke om den Slag bij
Tannenberg werd gesponnen; hij kan zich eene voorstelling maken van de
rol, welke Ludendorff daarbij werkelijk heeft gespeeld. Voor onzen geest komt
dan weder deze geweldige strijd, begonnen bij de laatste gevolgen van den
Slag bij Gumbinnen, tot aan de vreeslijke worsteling bij Tannenberg, het Can
nae van den Wereldkrijg, en den Slag bij de Masurische Meren. Zelfs voor
leeken zijn deze gevechten van het grootste belang, van wege hun onzegbare