Dat de opperbevelhebber in een grooten slag, gestreden door meerdere legers, daar verblijf houdt: óók goed! Maar bij een op zichzelf ageerend leger, of tijdens de afzon derlijke slagen door afzonderlijke legers gestreden, is naar zijne meening de veldheer niet aan een dergelijke plaats gebonden juist de moderne, technische hulpmiddelen maken hem daarvan onafhankelijk. De veldheer moet op de beslissende punten van het slagveld persoonlijk ingrijpen en evenals de veldheeren uit vroegeren tijd daar door den invloed van zijn persoon inwerken. Daar, waar de beslissing valt, behoort ook de veldheer te zijn op de plaats, waar hij die beslissing kan overzien. Schlieffen zelf kan hierop niet meer antwoorden. Dus heeft von Kuhl dit gedaan von Kuhl, die als chef van den staf van het le leger (von Kluck), later als chef van den staf van de legergroep Prinz Ruprecht meer dan ieder ander als k; terzake bevoegd kan worden beschouwd. t „Waar is dat punt?", vraagt von Kuhl, „wanneer weet en [onderkent de veldheer dat punt als het beslissende? Hoe komt hij daar, wat overziet hij daarin den modernen slag der on- ,r jbegrensde ruimte? Hoedanig is de verbinding van dat punt met jJ' JU) I de „centrale plaats?" gl3 V Von Kuhl is in staat geweest de logische nuchterheid zijner vragen aan de kille praktijk te toetsen hij heeft „aan den lijve" ondervonden „hoe bij een rondtoerenden bevelhebber de werke- lf\ lijke leiding in beslissende oogenblikken overgaat en over m o e t gaan op den chef van den staf. Toen, tijdens de crisis in den Marneslag, von Hentsch namens de O. H. L. in het hoofdkwartier van het I leger het beslissende woord ten aanzien van den terugtocht sprak, was von Kluck afwezig en stond von Kuhl tegenover de verantwoordelijkheid. En hij concludeert dan ook„ich glaube der Lehnstuhl Alexander's ist für den Lenker einer grossen modernen Schlacht doch besser als der Schimmel Napoleons". Von Bernhardi was ook een tegenstander van de omvattings- 1 gedachte. Die omvatting zal z.i. leiden tot het steeds verder uitbreiden der fronten totdat aan beide zijden de laatste man is ingezet, hetgeen naar zijne meening beteekent, dat uitsluitend hij c- kan winnen, die over de numerieke overmacht beschikt. Daarentegen zal men met de doorbraak w 1 gelukkige resul taten kunnen bereiken. Ook ten aanzien van de reserves acht hij de Schlieffensche gedachte foutjuist die „auto's met munitie" zijn voor den aanvaller de minst bruikbare reserves zij helpen hem niet. Wat Schlieffen wenscht, zal volgens von Bernhardi weer terug voeren tot de Lineairtaktikslechts door de diepte in den aanval kan men zich tegen de slechte kansen wapenen. Von Kuhl bestrijdt ook deze opvattingen. 829 nr«y

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 9