pas op het laatste oogenblik gezien en gehoord), bij de vlieg
hoogte boven de 1000 M. door de geringere uitwerking van de
luchtdoel-mitrailleurs. Alleen uit het oogpunt van bedreiging door
eventueel aanwezige vijandelijke jagers verdient de scheervlucht,
tenminste wat de maatregelen tegen den afweer betreft, beslist
de voorkeur.
De aanval in scheervlucht nu, is tegen de gegeven objecten
niet toe te passen. Hoe groot de trefkans die langs dezen weg
wordt verkregen ook moge zijn, toch lijkt het onmogelijk om
door den lagen aanval een voldoende uitwerking te verkrijgen
tegen betrekkelijk kleine, weerstand biedende doelen. Wat is
namelijk het geval? In de eerste plaats heeft de van geringe
hoogte vallende bom een zeer kleinen invalshoek (eerst boven
de 125 M. wordt de baan steiler dan 45°) en een geringe verti
cale snelheid, terwijl juist de voorwaartsche snelheid van de
bom zijnde de vliegsnelheid in verhouding groot is te noemen.
Het gevolg is, dat op een ook maar den minsten weerstand
biedend doel, geen indringing zal worden verkregen en dat de
bom ricocheteert. Bovendien moet de bom voor de veiligheid
der vliegtuigen een langdurige vertraging bezitten, welke voor
mijnbommen zeker meer dan 5 sec. bedraagt en bij het afwerpen in
scheervlucht zal het projectiel dus waarschijnlijk wel de brug
raken, maar vervolgens zonder voldoende in te dringen opstuiten
om een vijftal sec. later op een willekeurige plaats te springen.
In het door ons beschouwde geval bepaalt de C. L. dan ook
voorloopig de vlieghoogte bij den aanval op méér dan 1000 M.
en hij komt er toe, de hoogte op 1500 M. te stellen. Hierbij zit
de overweging voor, dat volgens de ervaring welke van te voren
werd opgedaan, nog op een hoogte van 1000 tot 1200 M. boven
het gevechtsterrein zware luchtstoringen („remous") heerschen,
die het juiste richten in sterke mate belemmeren. Weegt dit dus
reeds op tegen de normale afname van de trefkans op grootere
hoogte, bovendien wordt het gevaar van de zijde der luchtdoel
mitrailleurs nog weer aanzienlijk verminderd of mogelijk zelfs
geheel uitgeschakeld en komt de meerdere hoogte ten goede
aan het indringingsvermogen der bommen.
Tegelijkertijd kan de C. L. vaststellen, dat hij den bommen
een zeer kleine vertraging zal geven (0,1 sec.), zulks uitsluitend
voor het verkrijgen van een mijnwerking en daardoor ook van
een grootere kans op grondige vernieling voor de eigen veilig
heid is geen vertraagde werking meer benoodigd op deze hoogte.
Bij deze voorloopige oplossing, welke hem dus leidt tot een
aanvalshoogte van 1500 M., heeft de C. L. zoo goed mogelijk
rekening gehouden met de factoren welke de uitvoering dienen
te beheerschen de opdracht, den afweer en den hem bekenden
„normalen'' atmosferischen toestand natuurlijk zullen de wis
selende weersomstandigheden onverhoopt nog een grooten invloed
op de uitvoering kunnen hebben.
931