w ijf koolbliksemafleider, 2 stroomzekeringen (glazen buis), het klepje van het oproep- tevens afschelsignaal, dat tijdens het vervoer met een handel kan worden vastgezet, alsmede 2 (desgewenscht 3) z.g. Kellogg-sleutels. Elke sleutel heeft 3 vaste standen, n. 1. de ruststand (horizontaal) en de standen D en I, resp. 11 en III, enz. De relais werken zoowel op zoemer als op inductor. Voor het vervoer is het kastje voorzien van draagriemen. Als voorbeeld zal hier behandeld worden een centrale opge bouwd uit 4 van dergelijke verbindingsstrooken, elk met 2 sleutels (zie schema). Het aantal max. aansluitingen bedraagt dus 4, het max. aantal gelijktijdige gesprekken, onafhankelijk van elkaar, 2. Door bijplaatsing van meerdere centrales kan de capiciteit vergroot wordende bijschakeling geschiedt aan de klemmen A, t/m B4. Voor deze onderlinge verbinding kunnen zoowel vaste draden als koorden met stoppen worden gebruikt. Ook bij gebruik van meer dan 1 centrale naast elkaar kan volstaan wor den met slechts 1 afvraagtoestel, aan te sluiten aan de klemmen T„ T2 en 1 alarmschei batterij, aan te sluiten aan de klemmen S1; S2, CS en ZS. Als afvraagtoestel kan een normale veldtelefoon (LB-systeem) worden toegepast. De bliksemafleiders worden door middel van de klem A aan aarde gelegd. Stel, dat abonné 1 oproept. Diens oproepstroom bekrachtigt den electromagneet van het oproeprelaishet klepje valt neer, waardoor de stroomkring voor de alarmschei gesloten wordt 996 MODERNE VELDTELEFOONCENTRALES a L3 b Oproep relais. Principeschema van de Ericsson 4-deelige Veldtelefooncentrale.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 72