999 geering ten aanzien van Britsch-Indië voortaan zou zijn het bevorderen van een zoo groot mogelijke deelname van Indiërs aan eiken tak van bestuurs-en gouvernementsdienst en de geleidelijke ontwikkeling van autonome instellingen in dit land met als einddoel zelfbestuur in dit gebied, dat daarna een afzonder lijk deel van het Britsche Keizerrijk zou uitmaken. Deze woorden, „the most momentous utterance ever made in India's chequered history,'' ongetwijfeld een onmiddellijk uitvloeisel van de belangrijke diensten door Indië aan het Britsche imperium in den wereldoorlog bewezen en uitgesproken op een tijdstip, waarop het moederland de wellicht gevaarlijkste periode in zijn ge schiedenis doormaakte, zijn door Engeland nimmer opgevat als de min of meer persoonlijke meeningsuiting van een verantwoordelijk minister doch als een plechtige, volledig bindende belofte van Groot-Brittanië aan Britsch-Indië. Zij hebben dan ook de verdere Indische politiek geheel beheerscht en de huidige moeilijkheden in het schiereiland zijn niet het gevolg van een wei gering van Engeland om zijn woord gestand te doen doch uitsluitend een uitvloeisel van het verschil in opvatting tusschen de Britsche regeering en de Indische nationalisten ten aanzien van het tempo waar in het desideratum „zelfbestuur" zal kunnen worden verwezenlijkt. Uit den aard der zaak kan alleen de Britsche regeering, verantwoordelijk als zij is voor het welzijn en den vooruitgang harer Britsch-Indische onderdanen, dit tempo vaststellen en kan zij te dezen aanzien geen inmenging van anderen dulden doch dit beteekent niet dat zij van de eenmaal gedane belofte iets zou willen terug nemen. Het is noodig om dit feit goed voor oogen te houden omdat men anders door de vele meeningsuitingen in de pers en van particuliere zijde, die het verleenen van „home rule" aan Britsch Indië ten scherpste afkeuren, licht op een dwaalspoor zou kunnen worden gebracht. De eerste stap op den weg, die Montagu's uitspraak had getraceerd, was de invoering van de „Government of India Act. 1919 de Wet op de Staats inrichting van Indië van 1919 waarbij tal van hervormingen en veranderingen in het Britsch-Indische staatsbestel worden aangebracht. Vermoedelijk om den Indiërs te bewijzen, dat deze invoering slechts de eerste phase beteekende op den weg der hervormingen bevatte deze wet een clausule, voorschrijvende dat binnen de tien jaar na de afkondiging een commissie moest worden benoemd met een opdracht, gelijkluidend aan die welke wij hooger voor de Commissie-Simon hebben omschreven. Het is in opvolging van dit voor schrift geweest, dat de commissie werd ingesteld. Zij heeft thans haar taak ten einde gebracht en haar even uitvoerig als diepgaand rapport het licht doen zien. Het ruim 700 pagina's omvattende boekwerk is in twee deelen gesplitst, waarvan het eerste een overzicht geeft van den bestaanden toestand in Indië en de factoren die het bestuursvraagstuk in dit land beheerschen, het tweede deel zich bezighoudt met de vraag, op welke wijze naar het oordeel der commissie het Britsch-Indische bestuur in den vollen omvang, dus met inbegrip van defensie, rechtswezen, financiën, landbouw, enz. in de toekomst zal moeten worden georganiseerd om het land langs den snelsten en veiligsten weg tot zelfbestuur te voeren, zonder daarbij welvaart, bloei en beschaving in het gedrang te brengen. En deze beide deelen tesamen geven zulk een volledig en overzichtelijk beeld van wat wij zouden willen noemen het moderne koloniale probleem, dat de lezing er van voor ons Nederlanders van het hoogste belang moet worden geacht. Ongetwijfeld, de Britsche Kolonie verschilt in vele opzichten hemelsbreed van de onze, maar dit neemt niet weg dat er even zoovele punten van overeenkomst zijn en zeer zeker zal grondige kennis van de moeilijkheden, die thans in Britsch-Indië aan de orde zijn, van de wijze waarop men deze moeilijkheden tot een oplossing tracht te brengen en van de werking van de voorgestelde en, naar mag worden verwacht binnenkort al dan niet gewijzigd in te voeren maatregelen ons een belangrijke steun zijn zoodra ook in Nederlandsch Indië de verdere ont waking, bewustwording en ontwikkeling der inheemsche volken noopt ten deze handelend op te treden. Al ware het alleen maar om ons in staat te stellen ernstige misslagen te vermijden, die in het koloniale bestuursbeleid immer zulke bijna onherstelbare gevolgen na zich plegen te sleepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 75