1003 In elk land is de weermacht de stok achter de deur, waarop in laatste instantie een beroep wordt gedaan tot het dempen van binnenlandsche onlusten en troebelen, welke de politie geen baas kan worden. Maar normaal bestaat die taak in hoofdzaak alleen in theorie en zal slechts uiterst zelden tot dit doel een beroep op het leger worden gedaan. Niet aldus echter in Britsch-Indië het optreden van troepen tot steun der politie is daar aan de orde van den dag. Nog geheel afgezien van de aanslagen tegen den „overheerscher", i.e. het Britsch-Indische gouvernement tout comme chez nous! die in den laatsten tijd sedert Ghandi's optreden zulke gevaarlijke afmetingen hebben aangenomen, eischt op zich zelf reeds het vrede houden tusschen de onder scheidene bevolkingsgroepen een groote krachtsinspanning. De oorzaak hiervan is, zooals hooger al werd uiteengezet, het optreden door en naast elkaar van groote contrasten, die tot conflicten aanleiding kunnen gevenin de eerste plaats de scherpe tegenstelling tusschen Hindoe's en Mohammedanen, maar daarnaast evenzeer tusschen andere gemeenschappen met uiteenloopende belangen of inzichten. Wij kennen in Nederlandsch-Indië gelukkig een der- gelijken toestand niet; de animositeit tusschen de verschillende volken en rassen en tusschen de 'belijders der onderscheidene godsdiensten in onzen archipel komt, voor zoover aanwezig, slechts sporadisch en dan nog op geringe schaal tot uiting. Maar men denke zich in, voor welke groote moeilijkheden ons leger zou komen te staan, indien b. v. op Java twee elkaar in wezen vijandige godsdiensten alom tot in de desa's vertegenwoordigd zouden zijn Onder de taakhandhaving van orde en rust, valt ook de zorg voor de ongerepte instandhouding der verkeersorganisatie. Van welk een vitaal belang dit vraagstuk in Indië is zal duidelijk zijn, indien men bedenkt dat in dit geweldige agrarische gebied, waarin grootendeels het al of niet slagen van den oogst afhangt van den regenval, misoogst onmiddellijk tot hongersnood van millioenen bewoners zou leiden, indien desorganisatie van het spoorweg en wegennet het onmogelijk zou maken binnen korten tijd voedingsmid delen van elders naar de getroffen streek te zenden. Ziehier in korte trekken de taak der Britsch-Indische weermacht geschetst. Laat ons thans het instrument dat tot het vervullen dezer drieledige taak is geroepen, wat nader in beschouwing nemen. Het Britsche deel der Britsch Indische weermacht, ter sterkte van 60.000 man, is uit den aard der zaak geheel samengesteld uit Britsche officieren en en minderen, die, in het moederland gerecruteerd, hun opleiding en africhting in Engeland ontvangen om later naar Indië te worden gezonden. Gelijk bekend, is de organisatie zóó, dat van elk Britsch regiment één bataljon in Engeland, één bataljon „buiten", dus b.v. in Britsch-Indië, dient. Beide bataljons worden regelmatig verwisseld, normaal in perioden van 18 jaar. De Indische troepen, die de eigenlijke „Indian Army" vormen, zijn geheel opgebouwd uit Aziatische elementen, in hoofdzaak gerecruteerd uit de krijgs haftige volken der Noordelijke Provinciën, met dien verstande, dat tot voor korten tijd alle officieren der Indian Army Britten waren. Eerst in den laatsten tijd is hierin verandering gekomen. Gedurende den wereldoorlog zijn enkele Indiërs, uithoofde hnnner verdienste op het krijgstooneel tot officier aange steld. Na den oorlog heeft men, toen verschillende stemmen opgingen, plei tende voor een geleidelijke „indianiseering" van het Britsch-Indische leger, ook de Militaire Academie te Sandhurst voor Indiërs opengesteld Voor- loopig nog met weinig succes. Hoewel jaarlijks slechts een zeer gering aantal plaatsen werd beschikbaar gesteld voor Indische candidaten alleen infanterie Men zie hiervoor o.m. The Army Quarterly Jan. 1927 „The Indianization of the Indian Army" door Luit. gen. Sir George Mac Munn en id. Oct. 1927 Indianization and the Indian Sandhurst commissie Report. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 79