1005 -van het overwicht, dat Europeesche troepen ten allen tijde op de Inlandsche massa uitoefenen. Ook bij het optreden ter onderdrukking van nationalistische aanslagen tegen het Indische gouvernement acht de Brit het noodig te beschikken over Europeesche troepen of althans over een gemengde troepenmacht, waarin het Europeesche element de meerderheid uitmaakt. En zoo is dan ook bij alle ernstige rustverstoringen in Britsch-Indië, met name in de groote steden, de eerste roep onveranderd om Britsche troepen. En inderdaad, de ervaring leerde dat een snelle verbetering in den toestand steeds intrad, zoodra Britsche compagnieën of bataljons op het tooneel der onlusten waren aangekomen. Nu de taak van de Britsch-Indische weermacht en het aandeel van het Brit sche element daarin zijn uiteengezet zullen wij met enkele woorden schetsen, hoe de Commissie-Simon zich het einddoel, zelfbestuur in Indië, denkt. Zij acht dit het best te verwezenlijken door het scheppen van een federatie, wel ker samenstellende deelen bestaan uit de huidige provinciën, waarvan de grenzen zouden zijn herzien in dier voege, dat inderdaad gebieden worden gevormd die een zekere eenheid vertoonen. In deze gebieden zou dan vol ledige autonomie moeten bestaan voor alle aangelegenheden van localen of provincialen aard, terwijl de macht, zoowel de wetgevende als de uitvoe rende, zou moeten berusten bij door het volk gekozen lichamen. Boven deze „staten"-gemeenschap wenscht de commissie een centraal bestuur in het leven te roepen, op analoge wijze georganiseerd, ter vertegenwoordiging van het ge bied naar buiten, ter behandeling van alle zaken van gemeenschappelijk belang voor Indië en ter oplossing van lnter-provinciale geschillen. Zoowel in de provinciën als in het centrale bestuur moet aan het hoofd der regeering een gouverneur (generaal) staan, bijgestaan door verantwoordelijke Ministers. Het groote voordeel van een dergelijken federatieven Statenbond is, naar het oordeel der Commissie-Simon, niet alleen dat daardoor het geweldige gebied met zijn groote tegenstellingen wordt opgelost in een aantal onderdeelen, die althans een zekere mate van eenheid vertoonen en dus gemakkelijker tot een „staat" zijn om te vormen doch bovendien dat daardoor de mogelijkheid wordt geschapen om ook de onafhankelijke Indische Staten in de gemeenschap op te nemen. Natuurlijk kan geen regeerend Indisch vorst gedwongen worden om zich met zijn rijk bij de Britsch-Indische Statenbond aan te sluiten, maar de commissie is van oordeel dat zij daartoe vanzelf zullen overgaan zoodra zij overtuigd zullen zijn van de groote voordeelen van een dergelijken stap eenerzijds en van het behoud daarbij van hun fundamenteele rechten binnen het kader van het geheel anderzijds, een verwachting, die gesteund wordt door uitspraken van recenten datum van enkele vooraanstaande Indische potentaten. En het behoeft wel geen betoog dat het opnemen der onafhankelijke staten in de federatie een bijna noodzakelijke voorwaarde voor de doeltreffende werking van „home rule" in Indië moet worden geacht. Niet alleen is het slechts op die wijze mogelijk een eenheid te scheppen maar bovendien is het wel zeker dat, indien de auto cratisch georganiseerde Indische Staten buiten het dominion-verband blijven, de vervanging van het huidige, in wezen nog semi-autocratische Britsch-Indische bestuur door een door het volk gekozen verantwoordelijk bewind oorzaak zal zijn van zeer ernstige conflicten in het schiereiland, die de grootste onheilen met zich kunnen sleepen. De commissie beveelt dan ook aan alles in het ■werk te stellen om ook de Indische Staten te bewegen zich bij de federatie aan te sluiten. Ziehier dus de kern van het voorstel der Commissie-Simon. Na hetgeen hooger omtrent het legervraagstuk is opgemerkt zal het duidelijk zijn welk een uiterst moeilijk probleem de organisatie van de weermacht in de nieuw te vormen dominion zal opleveren. Want, hoe zal het zelfbestuur er in kunnen slagen Britsche officieren en Britsche troepen voor zijn weer macht aan te werven? Welke Brit zal willen dienen onder een regeering,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 81